Was heißt »Unfall« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Unfall« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- ongeval (sächlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Sie war nach dem Unfall einen ganzen Tag lang bewusstlos.
Na het ongeval was ze een hele dag bewusteloos.
Der Unfall hat ihn fast das Leben gekostet.
Het ongeval kostte hem bijna het leven.
Leider hat er sich bei dem Unfall das Bein gebrochen.
Helaas brak hij bij het ongeval zijn been.
Unfälle sind unvermeidlich.
Ongevallen zijn onvermijdelijk.
Wo ist der Unfall passiert?
Waar is het ongeluk gebeurd?
Er hatte einen Unfall und brach sich das Bein.
Hij heeft een ongeluk gehad en zijn been gebroken.
Er meldete seinen Unfall der Polizei.
Hij meldde zijn ongeval bij de politie.
Selbst Fachleute verstehen diesen unglaublichen Unfall nicht.
Zelfs deskundigen begrijpen dit ongelofelijke ongeval niet.
Erinnerst du dich an den Tag, an dem wir den Unfall gesehen haben?
Weet je die dag nog, dat we dat ongeluk gezien hebben?
Sie wurde bei dem Unfall verletzt.
Zij raakte gewond bij het ongeval.
Er behauptete, den Unfall gesehen zu haben.
Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.
Der Unfall machte alle seine Hoffnungen auf Erfolg zu nichte.
Het ongeluk ontnam hem alle hoop op succes.
Er sah den Unfall auf seinem Weg zur Schule.
Hij zag het ongeval onderweg naar school.
Der ganze Verkehr kam durch den Unfall zum Stillstand.
Het ganse verkeer kwam door het ongeval tot stilstand.
Wir waren Zeugen des Unfalls.
Wij waren getuigen van het ongeluk.
Der Unfall geschah am Freitag.
Het ongeluk vond op vrijdag plaats.
Ein Mann namens Slim wurde bei dem Unfall getötet.
Een man met de naam Slim is bij dat ongeval gedood.
Er hatte einen Unfall.
Hij had een ongeluk.
Ich kann nicht ausgehen, weil ich mich vor einer Woche bei einem Unfall verletzt habe.
Ik kan niet uitgaan omdat ik een week geleden gewond raakte in een ongeval.
Der Unfall geschah vorgestern.
Het ongeluk is eergisteren gebeurd.
Das war ein schrecklicher Unfall.
Het was een vreselijk ongeval.
Joan brach sich bei dem Unfall den linken Arm.
Joan brak haar linkerarm in het ongeluk.
Der Unfall war nicht deine Schuld.
Het ongeluk is niet jouw schuld.
Der Unfall passierte an der Ecke.
Het ongeluk gebeurde bij de hoek.
Gerade ist ein Unfall passiert.
Een ongeval deed zich juist voor.
Er verlor sein Augenlicht bei diesem Unfall.
Hij verloor zijn gezichtsvermogen bij dat ongeval.
Der Unfall geschah vor zwei Stunden.
Het ongeval gebeurde twee uur geleden.
Traust du dich, ihn nach dem Unfall zu fragen?
Durf je hem naar dat ongeval te vragen?
Durf je hem vragen te stellen over dat ongeval?
Die Ursache für den Unfall ist uns nicht bekannt.
De oorzaak van het ongeluk is niet bij ons bekend.
Wenn du vorsichtig fährst, kannst du Unfälle vermeiden.
Als je voorzichtig rijdt, kun je ongelukken voorkomen.
Durch Unaufmerksamkeit geschehen häufig Unfälle.
Onvoorzichtigheid is een veelvoorkomende oorzaak van ongelukken.
Man hat dem Fahrer die Schuld am Unfall gegeben.
Men heeft de bestuurder de schuld van het ongeluk gegeven.
So ist der Unfall passiert.
Zo is het ongeval gebeurd.
Ich habe einen Unfall verursacht.
Ik heb een ongeluk veroorzaakt.
Vier Leute befanden sich in dem Wagen, als sich der Unfall ereignete.
Er waren vier mensen in de auto wanneer het ongeval gebeurde.
Es war kein Unfall.
Dat was geen ongeval.
Het was geen ongeluk.
Er hatte einen Unfall und brach sich ein Bein.
Hij heeft een ongeluk gehad en heeft een been gebroken.
Glücklicherweise hat er den Unfall überlebt.
Gelukkig heeft hij het ongeval overleefd.
Ich wünschte, meine Eltern hätten mir verschwiegen, dass ich ein Unfall war.
Ik wou dat mijn ouders me verzwegen hadden dat ik een ongelukje was.
Der Unfall hat viele Todesfälle verursacht.
Door het ongeluk zijn er veel doden gevallen.
Im Radio kam nichts über den Unfall.
Op de radio is er over het ongeval niets gezegd.
Tom kam bei diesem Unfall fast ums Leben.
Tom kwam bij dat ongeluk bijna om het leven.
An der Straßenecke ist ein schrecklicher Unfall passiert.
Er is een verschrikkelijk ongeval gebeurd op de hoek.
Bist du dir sicher, dass es ein Unfall war?
Weet je zeker dat het een ongeluk was?
Unfälle kommen ständig vor.
Er gebeuren de hele tijd ongelukken.
Der Unfall wurde von seiner Unaufmerksamkeit verursacht.
Het ongeval werd door zijn onoplettendheid veroorzaakt.
Bei dem Unfall gab es drei Verwundete.
Bij het ongeluk raakten drie mensen gewond.
Ich erinnere mich an nichts bei dem Unfall.
Ik herinner me niks van het incident.
Vielleicht war es kein Unfall.
Misschien was het geen ongeluk.
Fragen Sie einmal, ob jemand über den Unfall sprechen will.
Vraagt u eens of iemand over het ongeval wil praten.
Vier Personen haben den Unfall nicht überlebt.
Vier mensen hebben het ongeval niet overleefd.
Vier Personen sind bei dem Unfall ums Leben gekommen.
Bij het ongeval kwamen vier mensen om het leven.
Niederländische Beispielsätze
Er verzamelde zich gauw een grote menigte op de plaats van het ongeval.
De oorzaak van het ongeval is nog altijd niet duidelijk.
De politie onderzoekt de oorzaak van het ongeval.
Untergeordnete Begriffe
- Autounfall:
- auto-ongeval
- Betriebsunfall:
- bedrijfsongeval
- Verkehrsunfall:
- verkeersongeval