Was heißt »Mund« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Mund« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- mond (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Morgenstund hat Gold im Mund und Gold im Mund ist ungesund.
De morgenstond heeft goud in de mond en goud in de mond is ongezond.
Der Mund blieb ihnen offen stehen.
Ze stonden sprakeloos.
Ze stonden met stomheid geslagen.
Hun kaken hingen slap.
Morgenstund hat Gold im Mund.
De morgenstond heeft goud in de mond.
Halt den Mund und hör zu.
Hou je mond en luister.
Du hast mir die Worte aus dem Mund genommen.
Je hebt me de woorden uit de mond gehaald.
Mach den Mund auf.
Doe je mond open.
Wenn das Herz voll ist, läuft der Mund über.
Waar het hart vol van is, loopt de mond van over.
Es kommen dir keine gebratenen Tauben in den Mund geflogen.
De gebraden kippen vliegen je niet in de bek.
Sie sagte, dass ich das nirgends erzählen soll. Deshalb habe ich meinen Mund gehalten.
Ze zei dat ik het aan niemand moest vertellen. Dus heb ik mijn mond gehouden.
Du kannst dich darauf verlassen, dass Jane kein Blatt vor den Mund nimmt.
Je kan altijd op Jane rekenen om het te zeggen zoals het is.
Wer den Mund hält, obwohl er recht hat, ist verheiratet.
Wie zijn mond houdt ondanks dat hij gelijk heeft, is getrouwd.
Mach deinen Mund weit auf.
Doe je mond wijd open.
Die Augen sind größer als der Mund.
De ogen zijn groter dan de mond.
Mein Mund war trocken.
Mijn mond was droog.
Ich habe nur einen Mund, aber zwei Ohren.
Ik heb maar een mond, maar wel twee oren.
Halte den Mund!
Kop dicht!
Die Kartoffel war so heiß, dass ich mir den Mund daran verbrannt habe.
De aardappel was zo heet dat hij mijn mond verbrandde.
Gebratene Tauben fliegen nicht in den Mund.
De gebraden vogeltjes vliegen je niet in de mond.
Du hättest den Mund halten sollen!
Je had je mond moeten houden.
Er hätte den Mund halten sollen!
Hij had zijn mond dicht moeten houden.
In der Liebe sprechen Hände und Augen meist lauter als der Mund.
In de liefde spreken handen en ogen gewoonlijk luider dan de mond.
Gesegnet seien jene, die nichts zu sagen haben und den Mund halten.
Gezegend zijn degenen die niets te zeggen hebben en de mond houden.
Du sollst nicht mit vollem Mund sprechen!
Je hoort niet te praten met je mond vol.
Tom steckte sich das Thermometer in den Mund.
Tom stopte de thermometer in zijn mond.
Die gebratenen Hühner werden dir nicht in den Mund fliegen.
De gebraden kippen zullen je niet in de mond vliegen.
Er nimmt kein Blatt vor den Mund.
Hij neemt geen blad voor de mond.
Halten Sie Ihre Hand vor den Mund, wenn Sie husten, niesen oder gähnen!
Hou uw hand voor uw mond wanneer u hoest, niest of geeuwt.
Denk nach, bevor du den Mund aufmachst.
Denk na vooraleer je je mond opendoet.
Verbiete mir hier nicht den Mund!
Zeg niet tegen me dat ik mijn mond moet houden.
Die Türkei ist schön, solange man den Mund hält.
Turkije is lekker, zo lang je je bek houdt.
Er öffnete den Mund, als wollte er etwas sagen, sagte aber nichts.
Hij opende zijn mond, alsof hij zou spreken, maar zei niets.
Ich werde den Mund nicht halten.
Ik zal mijn mond niet houden.
Du musst deinen Mund halten.
Je moet je mond houden.
Synonyme
Sinnverwandte Wörter
- Höhle:
- hol
Niederländische Beispielsätze
Hou je mond!
Ze gaf hem een mond-op-mondbeademing.
Morgenstond heeft goud in de mond.
Houd je mond.
Tom wilde protesteren maar Maria snoerde hem snel de mond.
Tom hield zijn mond.
Heb je überhaupt je mond opengedaan?
Hij heeft een grote mond.
Vertaal en hou je mond!
Stop een kurk in je mond!
Beter hard geblazen dan de mond verbrand.
Hou je mond en kus me!
De leraar zei tegen Tom dat hij zijn mond moest houden.
Tom moest van zijn leraar zijn mond houden.
Übergeordnete Begriffe
- Körperteil:
- lichaamsdeel