Was heißt »Haar« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Haar« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • haar (sächlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Drei Haare in der Suppe sind relativ viel, drei Haare auf dem Kopf relativ wenig.

Drie haren in de soep is relatief veel, drie haren op het hoofd is relatief weinig.

Maria hat lange Haare.

Maria heeft lang haar.

Ich bekomme immer mehr graue Haare.

Ik heb steeds meer grijze haren.

Warum trocknest du dir die Haare?

Waarom droog je je haren?

Lange Haare sind unmodern.

Lang haar is ouderwets.

Ihre Haare sind lang und wunderschön.

Haar haar is lang en prachtig.

Du siehst gut aus mit kurzen Haaren.

Je ziet er goed uit met je korte haar.

Paul hat trockenes Haar.

Paul heeft droog haar.

Er hat sich die Haare kurz schneiden lassen.

Hij liet zijn haar kort knippen.

Ich muss meine Haare zurechtmachen.

Ik moet mijn haar opmaken.

Ik moet mijn haar doen.

Dieser Junge hat schwarze Haare.

Die jongen heeft zwart haar.

Meine Haare sind länger als Janes.

Mijn haar is langer dan dat van Jane.

Seine Haare sind weiß geworden.

Zijn haar is wit geworden.

Sie hat sehr kurzes Haar.

Ze heeft heel kort haar.

Meine Mutter hat mir die Haare zu kurz geschnitten.

Mijn moeder heeft mijn haar te kort geknipt.

Du solltest dir die Haare schneiden.

Je moet je haar eens laten knippen.

Er liebt ihre Haare, ihr Lächeln, ihre Augen? Wow, er ist verdammt gut im Lügenerzählen!

Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!

Sie hat grüne Augen und hellbraune Haare.

Ze heeft groene ogen en licht bruin haar.

Geh zum Barbier und lass dir die Haare schneiden.

Ga naar de kapper en laat je haar snijden.

Kurze Haare gefallen mir.

Kort haar vind ik leuk.

Die kurzen Haare stehen ihr wirklich gut.

Die korte haren staan haar werkelijk goed.

Sie haben braune Haut und schwarze Haare.

Ze hebben een bruine huid en zwart haar.

Es regnete gerade und Joes langes Haar wurde völlig nass, bis er zu Hause war.

Het regende en de lange haren van Joe waren helemaal nat vooraleer hij thuis was.

Sie hat kurzes Haar.

Ze heeft kort haar.

Ihr Haar ist sehr kurz.

Haar haar is heel kort.

Meine Haarspange ist zu schwer, sie rutscht mir immer aus den Haaren.

Mijn haarspeld is te zwaar, hij glijdt de hele tijd uit mijn haar.

Kämme deine Haare bevor du ausgehst.

Kam uw haar voordat ge buiten gaat.

Er hat langes Haar.

Hij had lang haar.

Er hatte graues Haar.

Hij had grijs haar.

Da ist ein Haar in meiner Suppe.

Er zit een haar in mijn soep.

Voriges Jahr hatte er lange Haare.

Vorig jaar had hij lang haar.

Mein Großvater hat schneeweißes Haar.

Mijn grootvader heeft sneeuwwit haar.

Ich habe kein Haar auf meinem Kopf.

Ik heb geen haar op mijn hoofd.

Du hast so schönes Haar. Was für ein Shampoo benutzt du?

Jouw haar schijnt zo mooi. Wat voor shampoo gebruik je?

Das Kleid passt gut zu ihren roten Haaren.

Die jurk past mooi bij haar rode haren.

Sie hat trockene Haare.

Zij heeft droog haar.

Sie hat nasse Haare.

Ze heeft nat haar.

Ze heeft natte haren.

Kurze Haare stehen ihm besser.

Kort haar staat hem beter.

Er lässt sich einmal im Monat die Haare schneiden.

Hij laat zijn haar eens per maand knippen.

Um ein Haar wäre ich von einem Auto überfahren worden.

Ik werd bijna door een auto overreden.

Ein Wolf wechselt sein Haar, aber nicht seine Absicht.

Een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken.

Sein Haar ist lang.

Zijn haar is lang.

Ihr Haar wird grau.

Haar haar wordt grijs.

Tom hat sich die Haare gefärbt.

Tom heeft zijn haar geverfd.

Toms Haar wächst.

Toms haar groeit.

Sein Haar ist so lang, dass es bis zum Boden reicht.

Zijn haar is zo lang dat het de grond raakt.

Sie bürstet sich das Haar.

Ze borstelt haar haar.

Ich wasche mir des Morgens nicht die Haare.

Ik was mijn haar niet 's morgens.

Jedes Mal, wenn sie miteinander reden, sind sie sich in den Haaren.

Elke keer als ze met elkaar praten, zitten ze elkaar in de haren.

Mein Haar ist so dreckig!

Mijn haar is zo vuil!

Das ließ mir die Haare zu Berge stehen.

Dat deed mijn haar recht komen.

Ich muss mir die Haare schneiden lassen.

Ik moet mijn haar laten knippen.

Sie flocht mir die Haare.

Zij vlechtte mijn haar.

Das Mädchen kämmte seiner Puppe die Haare.

Het meisje kamde de haren van haar pop.

Ich bürstete mir das Haar.

Ik borstelde mijn haar.

Sie hat ihr erstes graues Haar entdeckt.

Ze vond haar eerste grijze haar.

Sie hat viele graue Haare.

Ze heeft veel grijze haren.

Ist das schlecht für mein Haar?

Is dat slecht voor mijn haar?

Hat er graue Haare?

Heeft hij grijs haar?

Ich habe noch nie so wunderschönes Haar gesehen.

Zulk mooi haar heb ik nog nooit gezien.

Ich habe sehr langes Haar.

Ik heb heel lang haar.

Maria hat sehr langes Haar.

Maria heeft heel lang haar.

Ich muss mir bald die Haare schneiden lassen.

Ik moet mijn haar binnenkort laten knippen.

Um ein Haar wäre Tom den Abhang hinabgestürzt.

Het heeft geen haar gescheeld, of Tom was in de afgrond gevallen.

Seine Haare sind lang und wunderschön.

Zijn haar is lang en prachtig.

Du hast was in den Haaren.

Er zit iets in jouw haar.

Hat Tom lange Haare?

Heeft Tom lange haren?

Die Haare meiner Schwester reichen ihr bis zu den Schultern.

Het haar van mijn zus komt tot haar schouders.

Ich habe Maria mit einem jungen Mann, der langes Haar hatte, sprechen sehen.

Ik zag Mary praten met een jonge man met lang haar.

Hat Tom graue Haare?

Heeft Tom grijs haar?

Tom hat blondes Haar und grüne Augen.

Tom heeft blond haar en groene ogen.

Tom schnitt Maria die Haare.

Tom knipte Maria's haar.

Toms Haar ist grau geworden.

Toms haar is grijs geworden.

Ich muss mir erst die Haare waschen.

Ik moet eerst mijn haren wassen.

Tom wäscht sich fast jeden Tag die Haare.

Tom wast zijn haar vrijwel dagelijks.

Tom ist kahlköpfig wie ein Kürbis, aber er hatte volles Haar, als er jung war.

Tom is kaal als een knikker, maar hij had vol haar toen hij jong was.

Tom färbte seine Haare grün.

Tom verfde zijn haren groen.

Tom hat viele graue Haare.

Tom heeft veel grijze haren.

Tom hat graues Haar.

Tom heeft grijs haar.

Tom hat sich sein Haar sehr kurz schneiden lassen.

Tom had zijn haar heel kort laten knippen.

Tom hat dunkle, fast schwarze Haare.

Tom heeft donker, bijna zwart haar.

Ich habe feuchtes Haar.

Mijn haar is nat.

Ich habe langes Haar.

Ik heb lang haar.

Viele Deutsche haben blondes Haar und blaue Augen.

Veel Duitsers hebben blond haar en blauwe ogen.

Mein Großvater hat graue Haare.

Mijn grootvader heeft grijs haar.

Tom hat schwarze Haare.

Tom heeft zwart haar.

Er wäscht sich die Haare.

Hij wast zijn haar.

Tom wusch sich die Haare.

Tom waste zijn haar.

Das Mädchen wusch sich die Haare.

Het meisje waste haar haar.

Tom wäscht sich gerade die Haare.

Tom is zijn haar aan het wassen.

Ich habe mir die Haare gewaschen.

Ik heb mijn haar gewassen.

Maria wäscht sich gerade die Haare.

Maria is haar haar aan het wassen.

Ich möchte mir die Haare waschen.

Ik zou mijn haar willen wassen.

Tom wäscht sich jeden Tag die Haare.

Tom wast zijn haar elke dag.

Tom hat sich nicht die Haare gewaschen.

Tom heeft zijn haar niet gewassen.

Maria hat sich die Haare nicht gewaschen.

Maria heeft haar haar niet gewassen.

Ich werde mir die Haare nicht waschen.

Ik zal mijn haar niet wassen.

Ich habe mir heute früh die Haare gewaschen.

Ik heb mijn haar vanochtend gewassen.

Ich wasche mir fast täglich die Haare.

Ik was mijn haar bijna elke dag.

Tom wäscht sich die Haare, ohne ein Haarwaschmittel zu gebrauchen.

Tom wast zijn haar zonder een shampoo te gebruiken.

Synonyme

Pelz:
bont

Niederländische Beispielsätze

  • Ik heb genoeg van haar klachten.

  • Als ik haar nog eens zie, zal ik haar herkennen.

  • Zij ziet eruit als haar moeder.

  • Ik zal mijn leven leven, met of zonder haar.

  • Ik heb haar thuis gezien.

  • Ik ken haar niet zo goed.

  • Hoe oud schat u haar?

  • Ze kuste haar vader op de wang.

  • Haar dokter wil haar naar een specialist verwijzen.

  • Nadat Tom overleed, ging Mary terug naar het huis van haar ouders.

  • Ik ken haar al lang.

  • De schoonheid van de muziek bracht tranen in haar ogen.

  • Ik was onder de indruk van haar muziek.

  • Ik zal haar nooit vergeven.

  • Ik zou met iemand zoals haar willen trouwen.

  • De tandarts trok haar slechte kies.

  • Je moet haar woning zien.

  • Ik heb haar ERG goed leren kennen.

  • Ze is blij met haar nieuwe jurk.

  • Ik heb haar een lied horen zingen.

Übergeordnete Begriffe

Bart:
baard

Untergeordnete Begriffe

Au­gen­braue:
wenkbrauw
Scham­haar:
schaamhaar
Ter­mi­nal­haar:
terminaal haar
Wim­per:
wimper

Haar übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Haar. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Haar. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 840941, 6060, 340966, 345052, 353686, 356591, 361405, 364962, 366481, 373580, 393013, 393025, 393032, 393040, 393046, 421849, 425083, 432722, 437848, 520282, 540315, 555723, 560556, 591227, 608640, 618023, 638415, 769929, 781832, 863836, 864740, 898610, 899814, 943862, 995441, 1022766, 1071720, 1087345, 1167984, 1305049, 1411554, 1420849, 1506091, 1557258, 1663047, 1681006, 1699258, 1790770, 1895059, 2107429, 2268817, 2340412, 2342410, 2342915, 2342957, 2357679, 2357682, 2506108, 2506114, 2650062, 2807633, 2807634, 2989502, 3112353, 3201082, 3370770, 3513559, 3554742, 3613303, 3864896, 4124900, 4205201, 4382471, 5164983, 5333079, 5473026, 5489574, 5621702, 5782559, 5846579, 5885528, 6098962, 6168160, 6218277, 6323921, 6596294, 6840235, 6840237, 6840239, 6840240, 6840245, 6840246, 6840247, 6840250, 6840251, 6840253, 6840256, 6840258, 6840261, 6840262, 2502236, 2630761, 2677536, 2389694, 2377816, 2730228, 2332946, 2313765, 2785257, 2786338, 2791542, 2793234, 2794748, 2795365, 2795967, 2797080, 2801861, 2284731, 2824628 & 2244841. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR