Was heißt »Boden« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Boden« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- bodem (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Deine Brille ist auf den Boden gefallen.
Jouw bril is op de vloer gevallen.
Ich kann meine Handflächen auf den Boden setzen, ohne meine Knie zu beugen.
Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen.
Die Pflanzen nehmen Wasser aus dem Boden auf.
De planten nemen water op uit de grond.
Der Boden ist schneebedeckt.
De grond is bedekt met sneeuw.
In Kanada schlafen wir im Bett, nicht auf dem Boden.
In Canada slapen we in bed, niet op de grond.
Einer der Äpfel fiel auf den Boden.
Een van de appels viel op de grond.
Wirf nichts auf den Boden!
Gooi niets op de vloer.
Der Dicke sprang über den Graben und fiel zu Boden.
De dikke man sprong over de gracht en viel op de grond.
Der Soldat lag verletzt am Boden.
De soldaat lag gewond op de grond.
Sein Haar ist so lang, dass es bis zum Boden reicht.
Zijn haar is zo lang dat het de grond raakt.
Der alte Mann fiel auf den Boden.
De oude man viel op de grond.
Ich kann diesen Boden nicht wischen. Er ist zu dreckig.
Ik kan deze vloer niet dweilen. Het is te vies.
Ich ließ ihn den Boden fegen.
Ik liet hem de vloer vegen.
Er versuchte, auf dem Boden zu schlafen.
Hij probeerde op de grond te slapen.
Das haut dem Fass den Boden aus!
Dit is de druppel die de emmer doet overlopen!
Der Boden war kalt.
De grond was koud.
Sei vorsichtig! Der Boden ist glatt.
Wees voorzichtig. De vloer is glad.
In der Nacht schliefen sie auf dem Boden.
's Nachts sliepen zij op de vloer.
Achtung! Feuchter Boden!
Voorzichtig! Natte vloer.
Landwirtschaft ist als das Bearbeiten von Boden definiert, um Ernte zu bekommen.
Landbouw is gedefinieerd als het bewerken van grond om oogst te bekomen.
Das Schwimmbecken ist unter dem Boden versteckt.
Het zwembad is onder de vloer verborgen.
Der Preisboxer schlug seinen Herausforderer mit einem Schlag zu Boden.
De bokskampioen sloeg zijn uitdager met een klap tegen de grond.
Tom steht mit beiden Beinen auf dem Boden.
Tom staat met beide benen op de grond.
Der Boden ist Lava!
De vloer is lava!
Er wässerte den Boden.
Hij bewaterde de grond.
Ich schlief auf dem Boden.
Ik sliep op de grond.
Synonyme
- Balken:
- balk
- Dachboden:
- zolder
- Erde:
- aarde
- Fuß:
- voet
- Fußboden:
- vloer
- Gründung:
- oprichting
- Grund:
- grond
- Land:
- land
- Sockel:
- sokkel
Niederländische Beispielsätze
Ze hebben de hoogste bergen beklommen en op de bodem van de zee gelopen.
Haar ring viel in een rivier en zonk naar de bodem.
De put was zo diep dat men de bodem niet kon zien.