Was heißt »tat­säch­lich« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Sie hat tatsächlich gelogen.

Eigenlijk heeft ze gelogen.

Er sah schlafend aus, er war aber tatsächlich tot.

Hij zag eruit alsof hij sliep, maar eigenlijk was hij dood.

Sie gewannen tatsächlich.

Ze hebben daadwerkelijk gewonnen.

Ze wonnen daadwerkelijk.

Ich konnte mich nicht damit abfinden, dass meine Frau tatsächlich tot war.

Ik kon niet accepteren dat mijn vrouw echt dood was.

Ist es tatsächlich möglich?

Is het echt mogelijk?

Es funktioniert tatsächlich.

Het werkt echt.

Sie sieht zwar jung aus, ist aber tatsächlich älter als du.

Ze ziet er jong uit, maar eigenlijk is ze ouder dan jij.

Es könnte tatsächlich ein Irrtum sein.

Het zou, inderdaad, een vergissing kunnen zijn.

Der Mann ist wahrscheinlich erwürgt worden. Die Hämatome am Hals sind nicht zu übersehen. Aber ob das tatsächlich die Todesursache war, wird sich bei der Obduktion herausstellen.

De man is waarschijnlijk gewurgd. De hematomen in de nek kunnen niet over het hoofd gezien worden. Maar of dat de doodsoorzaak was, zal blijken bij de autopsie.

Wollen Sie tatsächlich eine Woche hier verbringen?

Wilt u werkelijk een week hier blijven?

Glaubst du, dass Tom uns tatsächlich helfen wird?

Denk je dat Tom ons echt zal helpen?

Ist es tatsächlich möglich, ein Erdbeben vorherzusagen?

Is het echt mogelijk om een ​​aardbeving te voorspellen?

Synonyme

de fac­to:

de facto

in feite

ei­gent­lich:

eigenlijk

klar:

sereen

kon­kret:

concreet

prak­tisch:

handig

praktisch

re­al:

reëel

wahr­heits­ge­mäß:

waar

Antonyme

fik­tiv:

fictief

Niederländische Beispielsätze

• Tom is inderdaad bijna dertig.

• Je hebt het inderdaad juist voor.

• Dit is inderdaad verschrikkelijk.

• Er moet inderdaad wat gedaan worden aan het probleem, maar dit is met een kanon op een mug schieten.

Übergeordnete Begriffe

re­al:

reëel