Was heißt »Werkzeug« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Werkzeug« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

gereedschap (sächlich)
werktuig (sächlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich brauche Werkzeug.: Ik heb gereedschap nodig.
Wir brauchen Werkzeug.: We hebben gereedschap nodig.
Neues Werkzeug kaufe ich im örtlichen Baumarkt.: Ik koop nieuw gereedschap bij de plaatselijke bouwmarkt.
Ich habe mein Werkzeug vergessen.: Ik ben mijn gereedschap vergeten.

Synonyme

Instrument:: instrument
Maßnahme:: maatregel
Methode:: methode
Mittel:: gemiddelde; middel
Utensil:: gebruiksvoorwerp; utensiliën

Sinnverwandte Wörter

Besteck:: bestek

Antonyme

Spielzeug:: speelgoed; speeltje

Untergeordnete Begriffe

Axt:: bijl; hakbijl
Bohrer:: boormachine
Feile:: vijl
Füller:: vulpen
Gabel:: vork
Hacke:: schoffel
Hammer:: hamer
Hobel:: schaaf
Informatik:: informatica
Kugelschreiber:: balpen
Löffel:: lepel
Messer:: mes
Pinsel:: kwast
Säge:: zaag
Schaufel:: schop
Schere:: schaar
Schraubendreher:: schroevedraaier
Schraubenzieher:: schroevedraaier
Spaten:: spade
Winkel:: hoek
Zange:: tang
Zirkel:: passer

Werkzeug übersetzt in weiteren Sprachen: