Was heißt »Ta­sche« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Der Junge hat einen Apfel in seiner Tasche.

De jongen heeft een appel in zijn zak.

John holte einen Schlüssel aus seiner Tasche.

John haalde een sleutel uit zijn zak.

Wem gehört diese Tasche?

Van wie is deze tas?

Sie füllte ihre Tasche mit Äpfeln.

Ze vulde haar zak met appels.

Ich kann meine Tasche nicht finden.

Ik kan mijn tas niet vinden.

Was haben Sie noch in der Tasche?

Wat hebt ge nog meer op zak?

Diese Tasche ist in keinem einzigen Geschäft erhältlich.

Deze tas is in geen enkele winkel verkrijgbaar.

Ich schaue mich nach einer Tasche für meine Frau um.

Ik zoek een tas voor mijn vrouw.

Das ist eine Tasche, die sie selbst gemacht hat.

Dat is een tas die zij zelf heeft gemaakt.

Jemand hat meine Tasche weggenommen.

Iemand heeft mijn zak weggenomen.

Meine Tasche ist leer.

Mijn tas is leeg.

Diese Tasche ist nicht klein.

Deze tas is niet klein.

Irgendwo habe ich meine Tasche vergessen.

Ergens ben ik mijn tas kwijtgeraakt.

Leere deine Taschen!

Maak je zakken leeg.

Ich brauche eine Tasche, um es hereinzutragen.

Ik heb een tas nodig om het mee te nemen.

Diese Schachtel ist so groß, dass sie nicht in meine Tasche passt.

Deze doos is zo groot dat hij niet in mijn tas past.

Eine Münze fiel aus seiner Tasche.

Er viel een muntstuk uit zijn zak.

Einer ist noch in meiner Tasche.

Er is er nog één in mijn zak.

Stecke deinen Kamm in deine Tasche, anstatt ihn auf meinen Tisch zu legen.

Stop je kam in je tas in plaats van die op mijn tafel te leggen.

Was hat Tom in die Tasche hineingetan?

Wat stopte Thomas in de zak?

Diese Tasche gehört mir.

Deze tas is van mij.

Tom hat Marias Tasche im Auto liegen lassen.

Tom heeft Maria's tas in de auto gelaten.

Wir haben hier eine Anzahl von Taschen.

We hebben hier een aantal tasjes.

Macht eure Taschen leer!

Maak jullie zakken leeg.

Machen Sie Ihre Taschen leer!

Maak uw zakken leeg.

Jemand hat seine Tasche auf der Bank vergessen.

Iemand is zijn tas op de bank vergeten.

Sind das Toms Taschen?

Zijn deze tassen van Tom?

Man hat meine Tasche gestohlen.

Men heeft mijn tas gestolen.

Die Schlüssel befanden sich in meiner Tasche.

De sleutels zaten in mijn tas.

Öffnen Sie bitte Ihre Tasche.

Open uw tas alstublieft.

Ist das Toms Tasche?

Is dit Toms tas?

Nimm deine Tasche und komm!

Pak je tas en kom!

Ist das Ihre Tasche?

Is dit uw tas?

Das ist die teuerste Tasche, die ich je gekauft habe.

Dit is de duurste tas die ik ooit heb gekocht.

Sinnverwandte Wörter

Kof­fer:

koffer

Tü­te:

kornet

Antonyme

Kis­te:

kist

Niederländische Beispielsätze

• Ik heb één zak gekocht.

• Wilt u een plastieken zak of een papieren zak?

• Ik heb een paar duiten op zak deze maand.

• Laat de kat niet uit de zak komen.

• Edward stak de rode mombinpruimen in een zak.

• Wat zit er in de zak?

• "Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?" - "Een hele zak."

• "Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?" - "Hij moet een hele zak gegeten hebben, want er blijft niets meer over."

• John heeft vijf appels. Hij geeft er één aan Maria. Hoeveel peren zitten er nog in de zak?

Übergeordnete Begriffe

Be­hält­nis:

bak

Untergeordnete Begriffe

Ein­kaufs­ta­sche:

boodschappentas

Fahr­rad­ta­sche:

fietstas

Ge­säß­ta­sche:

achterzak

Rei­se­ta­sche:

reistas

travelbag

Sat­tel­ta­sche:

zadeltas

Tra­ge­ta­sche:

draagtas