Was heißt »Stein« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Wer im Glashaus sitzt, sollte nicht mit Steinen werfen.

Wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen werpen.

Der Junge schmiss einen Stein nach dem Frosch.

De jongen gooide een steen naar de kikker.

Ich wünschte, ich wäre ein Stein.

Ik wou dat ik een steen was.

Wirf keine Steine.

Gooi geen stenen.

Geen stenen gooien.

Steter Tropfen höhlt den Stein.

De gestadige drup holt de steen.

Diese Brücke ist aus Stein.

Deze brug is van steen.

Deze brug is van steen gemaakt.

Er versuchte vergeblich, den Stein hochzuheben.

Hij probeerde tevergeefs de steen op te tillen.

Es ist ein Stein in meinem Schuh.

Er zit een steentje in mijn schoen.

Bitte bewege diesen Stein von hier nach dort.

Verplaats alsjeblieft deze steen van hier naar daar.

Das war hart wie Stein.

Het was steenhard.

Er schlief wie ein Stein.

Hij sliep als een os.

Hij sliep als een roos.

Der Junge warf einen Stein.

De jongen heeft een steen gegooid.

Mir fällt ein Stein vom Herzen.

Dat is een pak van mijn hart.

Tom warf einen Stein in den Teich.

Tom wierp een steen in de vijver.

Dieses Gebäude ist aus Stein.

Dit gebouw is van steen gemaakt.

Dit gebouw is van steen.

Hilf mir, diesen Stein zu versetzen.

Help me deze steen te verplaatsen.

Als sie aufwachten, sahen sie einen Stein neben sich liegen.

Toen ze wakker werden zagen ze een steen naast zich liggen.

Tom versteckte sich unter einem riesigen Stein.

Tom verschool zich onder een grote steen.

Ich werde keinen Stein auf dem anderen lassen, bis ich herausgefunden habe, wer das getan hat.

Ik zal geen steen op de andere laten tot ik gevonden heb wie dat gedaan heeft.

Ein Esel stolpert nicht zweimal über denselben Stein.

Een ezel stoot zich geen twee maal aan dezelfde steen.

Wirf keinen Stein auf die Katze.

Gooi geen steen naar een kat.

Synonyme

Bruch:

breuk

Fels:

rots

Ju­wel:

juweel

Kern:

kern

pit

Antonyme

Fi­gur:

figuur

Holz:

hout

Niederländische Beispielsätze

Übergeordnete Begriffe

Denk­mal:

gedenksteen

monument

Kern:

kern

pit

Ma­te­ri­al:

materiaal

Stoff:

stof

Sub­s­tanz:

substantie

Untergeordnete Begriffe

Ba­salt:

basalt

Bern­stein:

amber

barnsteen

karabé

Find­ling:

zwerfsteen

Ge­denk­stein:

gedenksteen

Grab­stein:

grafsteen

Gra­nit:

graniet

Kalk:

carbonaat

Kie­sel­stein:

kiezel

Lei­chen­stein:

grafsteen

Mar­mor:

marmer

Mei­len­stein:

mijlpaal

Me­te­o­rit:

meteoriet

Na­tur­stein:

natuursteen

Nie­ren­stein:

niersteen

Pflas­ter­stein:

kinderkopje

Stol­per­stein:

struikelblok

Tropf­stein:

druipsteen

Tuff:

tufsteen

Zie­gel:

baksteen

Zie­gel­stein:

baksteen