Was heißt »Patient« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Patient« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- patiënt (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Der Patient wird sich bald von seiner Krankheit erholen.
De patiënt zal vlug herstellen van zijn ziekte.
Der Patient überwand schließlich seine Krankheit.
De patiënt overwon eindelijk zijn ziekte.
Dem Patienten geht es von Tag zu Tag schlechter.
Het gaat iedere dag slechter met de patiënt.
Der Arzt hat dem Patienten ein Medikament verschrieben.
De dokter heeft de patiënt medicijnen voorgeschreven.
De dokter schreef medicijnen voor voor de patiënt.
Das Leben dieses Patienten ist in Gefahr.
Het leven van deze patiënt is in gevaar.
Der Doktor untersucht die Patienten.
De dokter onderzocht de patiënten.
Der Patient liegt auf dem Totenbett.
De patiënt ligt op het sterfbed.
Der Patient ist ohnmächtig.
De patiënt is buiten bewustzijn.
Patienten erzählen Geschichten.
Patiënten vertellen verhalen.
Woher weißt du, dass der Patient die Krankheit nicht simuliert?
Hoe weet je dat de patiënt de ziekte niet veinst?
Ich werde dein erster Patient sein.
Ik zal je eerste patiënt zijn.
Der Patient klagt über häufige Kopfschmerzen.
De patiënt klaagt over frequente hoofdpijn.
Der Patient zeigte dem Arzt seine Zunge.
De patiënt toonde zijn tong aan de dokter.
Der Patient ist im Krankenhaus.
De patiënt ligt in het ziekenhuis.
Vor zwei Jahren bekam der Patient ein künstliches Hüftgelenk.
Twee jaar geleden kreeg de patiënt een kunstheup.
Tom war einer meiner Patienten.
Tom was een van mijn patiënten.
Neue Patienten werden gebeten, einen klinischen Fragebogen auszufüllen und sich zu diesem Zweck freundlicherweise zehn Minuten vor dem vereinbarten Termin im Krankenhaus einzufinden.
We vragen nieuwe patiënten een medische vragenlijst in te vullen, dus gelieve tien minuten voor de afgesproken tijd in het ziekenhuis aanwezig te zijn.
Der Arzt benutzte einen Zungenspatel, um den Hals des Patienten zu untersuchen.
De arts gebruikte een tongspatel om de keel van de patiënt te onderzoeken.
Der Patient darf aus dem Bett.
De patiënt mocht uit bed.
Synonyme
- Besucher:
- bezoeker
- Gast:
- gast
- Kunde:
- klant
Übergeordnete Begriffe
- Person:
- persoon