Was heißt »Monat« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Monat« (veraltet: Monath) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- maand
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich habe für einen Monat ein Zimmer in Paris gemietet.
In Parijs heb ik voor een maand een kamer gehuurd.
Sie ist im achten Monat.
Zij is in de achtste maand.
Er kommt einmal pro Monat her.
Hij komt hier eens per maand.
Sie haben vor 6 Monaten geheiratet.
Ze zijn zes maanden geleden getrouwd.
Sie hat ihren Job letzten Monat gekündigt.
Ze heeft afgelopen maand ontslag genomen.
Das stimmt. Du warst damals drei Monate alt.
Klopt. Je was toen drie maanden oud.
Ich ziehe nächsten Monat um.
Volgende maand ga ik verhuizen.
Wir sind drei Monate lang dort geblieben.
We zijn daar drie maanden gebleven.
Du bist mit deiner Miete einen Monat im Rückstand.
Je bent een maand achter met je huur.
Sie war letzten Monat in Amerika.
Ze was afgelopen maand in Amerika.
Er verdient 300000 Yen pro Monat.
Hij verdient 300.000 yen per maand.
Die Ausstellung wird noch einen Monat geöffnet sein.
De tentoonstelling blijft nog een maand geopend.
Wir hatten diesen Monat viel Regen.
We hebben veel regen gehad deze maand.
Letzten Monat hat es viel geregnet.
De vorige maand heeft het veel geregend.
Wie viele Bücher liest du pro Monat?
Hoeveel boeken lees je per maand?
Hoeveel boeken leest ge per maand?
Die Zeitschrift erscheint zweimal pro Monat.
Het magazine komt twee keer per maand uit.
Sein Bruder ist letzten Monat gestorben.
Zijn broer is afgelopen maand overleden.
Ein Jahr hat zwölf Monate.
Een jaar heeft twaalf maanden.
Ich war letzten Monat in London.
Ik was vorige maand in Londen.
Ich habe sechs Monate lang in England studiert, als ich Student war.
Ik heb zes maanden in Engeland gestudeerd toen ik student was.
Sie ist im achten Monat schwanger.
Ze is acht maanden zwanger.
Meine Mutter ist seit letztem Monat krank.
Mijn moeder is sinds de vorige maand ziek.
Ich werde nächsten Monat umziehen.
Ik ga volgende maand verhuizen.
Januar, Februar, März, April, Mai, Juni, Juli, August, September, Oktober, November und Dezember sind die zwölf Monate eines Jahres.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december zijn de twaalf maanden van het jaar.
Ich habe letzten Monat meinen Führerschein erneuern lassen.
Afgelopen maand heb ik mijn rijbewijs verlengd.
Ich hatte letzten Monat eine Blasenentzündung.
Ik had een blaasontsteking vorige maand.
Ich gehe im Durchschnitt zweimal im Monat ins Kino.
Gemiddeld bekijk ik twee films per maand.
Ein Monat hat vier Wochen.
Een maand heeft vier weken.
Sie haben vor drei Monaten geheiratet.
Ze zijn drie maanden geleden getrouwd.
Einmal im Monat isst sie mit ihrem Vater zu Mittag.
Een keer per maand luncht zij met haar vader.
Seine ältere Schwester hat im letzten Monat geheiratet.
Haar oudere zus is afgelopen maand getrouwd.
Sie bekommt nächsten Monat ein Baby.
De volgende maand zal ze bevallen.
Die Wahrscheinlichkeit einer solchen Folge von Ereignissen ist einmal in zwei Millionen Flügen, oder, bei der heutigen Luftverkehrsdichte, einmal in zwei Monaten.
De waarschijnlijkheid van een dergelijke opeenvolging van gebeurtenissen is een in twee miljoen vluchten, of, met de huidige dichtheid van het luchtverkeer, een in twee maanden.
Mein Geld scheint am Ende des Monats zu verschwinden.
Mijn geld schijnt aan het eind van de maand te verdwijnen.
Jedes Jahr hat zwölf Monate.
Ieder jaar heeft twaalf maanden.
Er ist achtzehn Monate alt.
Hij is achttien maanden oud.
Vergangenes Jahr verbrachte er drei Monate auf See.
Hij heeft vorig jaar drie maanden op zee doorgebracht.
Der Hund wurde vor zwei Monaten geboren.
De hond is twee maanden geleden geboren.
Wie viele Monate kannst du hierbleiben?
Hoeveel maanden kan je hier blijven?
Diesen Monat bin ich knapp bei Kasse.
Ik zit een beetje krap bij kas deze maand.
Zwei Monate sind es nun schon, seit er nach Frankreich gezogen ist.
Twee maanden zijn voorbij sinds hij naar Frankrijk gegaan is.
Ich gehe jeden Monat zum Frisör.
Ik ga elke maand naar de kapper.
Er ist seit einem Monat arbeitslos.
Hij zit al een maand zonder werk.
Wir ziehen nächsten Monat um.
We verhuizen volgende maand.
Diese Zeitschrift erscheint jeden Monat.
Dit tijdschrift wordt maandelijks gepubliceerd.
Dieser Monat verging sehr schnell.
Deze maand verstreek zeer snel.
Ich habe vor sechs Monaten mit dem Rauchen aufgehört.
Ik ben zes maanden geleden gestopt met roken.
Er lässt sich einmal im Monat die Haare schneiden.
Hij laat zijn haar eens per maand knippen.
Im kommenden Monat gehe ich nach Paris.
Volgende maand ga ik naar Parijs.
Seit Monaten sucht er eine Arbeit.
Hij zoekt nu al maanden een baan.
Ich bin im letzten Monat umgezogen.
Ik verhuisde een maand geleden.
Ik ben afgelopen maand verhuisd.
Nach Monaten der Proteste kam der Präsident zu dem Schluss, dass es die beste Alternative wäre, das Land zu verlassen.
Na maandenlange protesten besloot de president dat het land verlaten de beste oplossing was.
Ein Mondzyklus ist kürzer als ein Monat.
Een maancyclus duurt korter dan een maand.
Tom ist zu fünf Monaten Gefängnis verurteilt worden.
Tom werd tot vijf maanden gevangenis veroordeeld.
Eine aktualisierte Ausgabe der Enzyklopädie wird im nächsten Monat erscheinen.
Een geactualiseerde versie van de encyclopedie zal de volgende maand verschijnen.
Der erste Monat des Jahres ist der Januar.
De eerste maand van het jaar is januari.
Der Januar ist der erste Monat des Jahres.
Januari is de eerste maand van het jaar.
Ich studiere seit zehn Monaten in China.
Ik studeer sinds tien maanden in China.
In ein paar Monaten wird es vergessen sein.
Over een paar maanden zal het zijn vergeten.
Mein Führerschein läuft am Ende dieses Monats aus.
Mijn rijbewijs verloopt eind deze maand.
Sie ist seit einem Monat im Krankenhaus.
Ze ligt al een maand in het ziekenhuis.
Ich vergaß, dass ich sie letzten Monat getroffen habe.
Ik was vergeten dat ik haar vorige maand had ontmoet.
Ich lese jeden Monat mindestens ein Buch.
Ik lees elke maand minstens één boek.
Dieser Monat war etwas schwierig.
Deze maand is enigszins moeilijk geweest.
Ein Monat ist zu wenig Zeit.
Een maand is te weinig tijd.
April ist der vierte Monat des Jahres.
April is de vierde maand van het jaar.
Wie viel verdient er in einem Monat?
Hoeveel verdient hij per maand?
Ich bleibe drei Monate hier.
Ik blijf hier drie maanden.
Tom wird nächsten Monat nicht hier sein.
Tom zal de volgende maand niet hier zijn.
Maria ist im zweiten Monat schwanger.
Maria is twee maanden zwanger.
Toms Führerschein läuft im nächsten Monat ab.
Toms rijbewijs verloopt volgende maand.
Sie waren sechs Monate mit dem Hausbau beschäftigt.
Ze zijn zes maanden bezig geweest om het huis te bouwen.
Sein älterer Bruder ist letzten Monat gestorben.
Zijn oudere broer is afgelopen maand overleden.
Er verbrachte ein paar Monate in Schottland.
Hij bracht een paar maanden door in Schotland.
Drei Monate später haben sie geheiratet.
Ze zijn drie maanden later getrouwd.
Wir reisten drei Monate zusammen.
Wij reisden drie maanden samen.
Letzten Monat hat sie Tom geheiratet.
Vorige maand is ze met Tom getrouwd.
De vorige maand is ze met Tom gehuwd.
Im nächsten Monat fahren wir in Urlaub.
De volgende maand gaan wij op vakantie.
In den letzten drei Monaten deiner Schwangerschaft sollst du dich nicht mehr bücken.
In de laatste drie maanden van je zwangerschap moet je je niet meer bukken.
Einen Monat später bemerkte sie, dass sie schwanger war.
Een maand later merkte ze dat ze zwanger was.
Ich möchte tausend neue deutsche Wörter in einem Monat lernen.
Ik zou graag duizend nieuwe Duitse woorden willen leren in één maand.
Es dauerte einen Monat.
Het duurde een maand.
Mein Geburtstag ist erst in einem Monat.
Mijn verjaardag is pas over een maand.
Das Treffen findet zwei Mal im Monat statt.
De bijeenkomst heeft twee maal per maand plaats.
Diesen Monat habe ich ein bisschen Geld.
Ik heb een paar duiten op zak deze maand.
Das Baby ist fünf oder sechs Monate alt.
De baby is vijf of zes maanden oud.
In der nächsten Stunde werden wir die Wochentage, die Monate und die Jahreszeiten lernen.
In de volgende les gaan we de dagen van de week studeren, de maanden en de jaargetijden.
Ich habe drei Monate um dich getrauert.
Ik heb drie maanden om je gerouwd.
Es ist uns gelungen, seit nunmehr acht Monaten kein einziges Wort mehr zu wechseln, was insofern bemerkenswert erscheint, als sie meine direkte Vorgesetzte ist.
We hebben al acht maanden geen woord met elkaar gewisseld, wat opmerkelijk is, aangezien zij mijn directe leidinggevende is.
Carol hat letzten Monat Boston besucht.
Carol heeft vorige maand Boston bezocht.
Ich hörte, dass er seit letztem Monat krank ist.
Ik hoorde dat hij sinds vorige maand ziek is.
Einen Monat lang werde ich bei meinem Onkel wohnen.
Gedurende een maand zal ik bij mijn oom wonen.
Ich habe Tom drei Monate lang Französischunterricht gegeben.
Ik heb Tom gedurende drie maanden Franse les gegeven.
Ich habe ihm fast zwanzig Jahre lang einmal im Monat geschrieben.
Ik heb hem elke maand een keer geschreven gedurende bijna twintig jaar.
Das waren die trockensten sechs Monate in dreißig Jahren.
Dit waren de droogste zes maanden in dertig jaar.
Er hat in der Botschaft drei Monate lang gearbeitet.
Hij heeft drie maanden in de ambassade gewerkt.
Im Monat vor Weihnachten ist in den Geschäften immer Hochbetrieb.
De maand voor Kerstmis is een zeer drukke tijd van het jaar voor de winkels.
In diesem Monat muss ich meine Ausgaben einschränken.
In deze maand moet ik mijn uitgaven beperken.
Auf der Nordhalbkugel ist der Monat November ein Herbstmonat.
De maand november is een herfstmaand in het noordelijk halfrond.
Wie viel gibt sie im Monat aus?
Hoeveel geeft ze per maand uit?
Synonyme
- Mond:
- maan
Niederländische Beispielsätze
Ik heb een salaris van 300.000 yen per maand.
Ik beloof het dat ik het nog voor het einde van de maand zal doen.
Tom trouwt volgende maand.
Ze was afgelopen maand in de Verenigde Staten.
Tegen het eind van de maand is Tom meestal helemaal blut.
Op het einde van de maand hou ik meestal geen cent meer over.
De telefoonrekening was zeer hoog deze maand.
Voor mij is februari de belangrijkste maand van het jaar.
Tom was vorige maand in Australië, nietwaar?
Tom was toch vorige maand in Australië, of niet?
Was je vorige maand in Amerika?
Was u vorige maand in Amerika?
Waren jullie vorige maand in Amerika?
Ik wil je vragen of je zin hebt om met mij op vakantie te gaan volgende maand.
?Wanneer komt u?” – „We komen de volgende maand.”
De fabriek van mijn vader produceert 30.000 auto's per maand.
Een keer per maand was er een rave in het verlaten pakhuis van de werf.
Januari is mijn maand.
Het comité komt twee keer per maand bijeen.
Übergeordnete Begriffe
- Zeitraum:
- periode