Was heißt »Groß­va­ter« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Wie alt ist dein Großvater?

Hoe oud is je opa?

Hoe oud is je grootvader?

Ich sah meinen Großvater letzte Woche.

Ik zag mijn opa vorige week.

Mein Großvater steht früh auf.

Mijn grootvader staat vroeg op.

Mein Großvater war Soldat im Krieg.

Mijn grootvader was soldaat tijdens de oorlog.

Mein Großvater wurde 89 Jahre alt.

Mijn opa werd 89 jaar.

An der Wand hängt ein Bild meines Großvaters.

Het portret van mijn grootvader hangt aan de muur.

Mein Großvater hat schneeweißes Haar.

Mijn grootvader heeft sneeuwwit haar.

Großvater spricht sehr langsam.

Opa spreekt heel traag.

Mein Großvater gab mir ein Geburtstagsgeschenk.

Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeau gegeven.

Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeautje gegeven.

Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeau.

Mein Großvater schenkte mir etwas zum Geburtstag.

Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeautje.

Mein Großvater hat mich die gute Gewohnheit gelehrt, Geld für schlechte Zeiten beiseite zu legen.

Mijn grootvader heeft mij de goede gewoonte geleerd, geld opzij te leggen voor kwade dagen.

Mein Großvater geht gerne spazieren.

Mijn opa houdt van wandelen.

Mein Großvater ist vor drei Jahren gestorben.

Mijn grootvader is drie jaar geleden overleden.

Tom ist mein Großvater.

Tom is mijn grootvader.

Er verließ das Land nach dem Tod seines Großvaters.

Hij verliet het land na de dood van zijn grootvader.

Mein Großvater war Müller.

Mijn grootvader was molenaar.

Mein Großvater frühstückt normalerweise um sechs.

Mijn grootvader ontbijt gewoonlijk om zes uur.

Ich bin farbenblind, weil auch mein Großvater es war.

Ik ben kleurenblind want mijn grootvader was het ook.

Großvater ist alt wie Methusalem.

Grootvader is zo oud als Metusalem.

Mein Großvater starb während des Zweiten Weltkrieges.

Mijn grootvader is overleden in de Tweede Wereldoorlog.

Viele Leute aus der Generation meines Großvaters sind auf Bauernhöfen groß geworden.

Veel mensen van de generatie van mijn grootvader zijn opgegroeid in de boerderij.

Habt ihr Großvaters Rollstuhl gesehen?

Hebben jullie opa's rolstoel gezien?

Mein Großvater mütterlicherseits ist vor zehn Jahren von uns gegangen.

Mijn grootvader aan moeders kant is tien jaar geleden gestorven.

Der Großvater bat den Jungen, ihm seinen Stock zu holen.

De grootvader vroeg de jongen zijn stok te brengen.

Mein Großvater war Pirat und Schatzsucher.

Mijn grootvader was een piraat, een schattenjager.

Toms Großvater war ein Sklave.

Toms grootvader was een slaaf.

Er hat vor dem Großvater Angst.

Hij heeft schrik van de grootvader.

Mein Großvater starb kurz nach meiner Geburt.

Mijn grootvader stierf kort na mijn geboorte.

Mein Großvater ist Zimmermann.

Mijn grootvader is timmerman.

Toms Großvater und der von Mary kämpften zusammen im Zweiten Weltkrieg.

Toms grootvader en die van Mary vochten samen in de Tweede Wereldoorlog.

Mein Großvater hat graue Haare.

Mijn grootvader heeft grijs haar.

Immer wenn ich ihn sehe, erinnert er mich an meinen verstorbenen Großvater.

Telkens wanneer ik hem zie, herinnert hij me aan mijn overleden grootvader.

Was hat dich dazu gebracht, ausgerechnet deinem Großvater Geld zu stehlen?

Hoe kom je erbij uitgerekend van je grootvader geld te stelen?

Weibliche Wortform

Groß­mut­ter:

grootmoeder

Synonyme

Opa:

opa

Niederländische Beispielsätze

• Mijn grootvader trekt graag rond.

• Ik kom net van mijn grootvader en ga nu naar mijn oom.

Übergeordnete Begriffe

Ahn:

stamvader

voorvader

vorzaat

Groß­el­tern:

grootouders

Vor­fahr:

voorvader