Was heißt »Früh­stück« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Das Frühstück ist fertig.

Het ontbijt is klaar.

Het ontbijt is gereed.

Ist das Frühstück fertig?

Is het ontbijt klaar?

Ich habe mich vor dem Frühstück geduscht.

Ik heb me voor het ontbijt gedoucht.

Ist das Frühstück im Preis enthalten?

Is de prijs inclusief ontbijt?

Was möchtest du zum Frühstück essen?

Wat wilt ge als ontbijt?

Ich möchte ein Einzelzimmer mit Frühstück.

Ik wil een kamer alleen met ontbijt.

Ich habe das Frühstück ausgelassen.

Ik heb het onbijt overgeslagen.

Iris, was isst du normalerweise zum Frühstück?

Iris, wat eet je meestal voor het ontbijt?

Wir haben Sandwiches zum Frühstück gegessen.

We aten sandwichen als ontbijt.

Das Frühstück wird von 7 bis 9 Uhr serviert.

U kan ontbijten tussen zeven en negen uur.

Was wünschen Sie zum Frühstück?

Wat wilt u voor het ontbijt?

Ist für dich das Frühstück wichtiger als unser Projekt?

Is voor jou het ontbijt belangrijker dan ons project?

Es ist kein Verbrechen, das Frühstück manchmal wegzulassen.

Het is geen misdaad het ontbijt af en toe over te slaan.

Woraus sollte ein gesundes Frühstück bestehen?

Waaruit moet een gezond ontbijt bestaan?

Meine Mutter bereitet das Frühstück zu.

Mijn moeder maakt het ontbijt klaar.

Tom duscht jeden Morgen vor dem Frühstück.

Tom doucht elke ochtend voor het ontbijt.

Ich möchte morgen Eier zum Frühstück.

Ik wil graag eieren voor het ontbijt morgen.

Wann gibt es Frühstück?

Wanneer is het ontbijt?

Tom bereitete das Frühstück zu.

Tom maakte ontbijt.

Tom heeft ontbijt gemaakt.

Ich will mein Frühstück.

Ik wil mijn ontbijt.

Ich möchte, dass du gleich nach dem Frühstück den Rasen mähst.

Ik zou graag hebben dat je onmiddellijk na het ontbijt het gras maait.

Ich möchte, dass Sie gleich nach dem Frühstück den Rasen mähen.

Ik zou graag hebben dat u onmiddellijk na het ontbijt het gras maait.

Ich möchte, dass ihr gleich nach dem Frühstück den Rasen mäht.

Ik zou graag hebben dat jullie onmiddellijk na het ontbijt het gras maaien.

Möchtest du zum Frühstück ein Glas Apfelsinensaft?

Wil je graag een glaasje sinaasappelsap bij het ontbijt?

Wir haben kaum noch Zeit zum Frühstücken.

We hebben nauwelijks genoeg tijd om te ontbijten.

Ich komme ohne Frühstück aus.

Ik neem geen ontbijt.

Ich esse gern Ananas zum Frühstück.

Ik eet graag ananas voor ontbijt.

Frühstück ist um halb zehn.

Het ontbijt is om half tien.

Wer macht für sie Frühstück?

Wie maakt hun ontbijt?

Was essen Schlümpfe zum Frühstück?

Wat eten smurfen als ontbijt?

Ich hab dir Frühstück gemacht.

Ik heb ontbijt voor je gemaakt.

Frühstück!

Ontbijt!

Hat Ihnen das Frühstück heute nicht geschmeckt?

Vond je het ontbijt vandaag niet lekker?

Beschreiben Sie Ihr ideales Frühstück.

Beschrijf uw ideale ontbijt.

Wo ist mein Frühstück?

Waar is mijn ontbijt?

Frühstücke alleine, speise zu Mittag mit einem Freunde, und überlasse das Abendessen deinem Feinde.

Neem je ontbijt alleen, neem het middagmaal met je vriend en geef je avondmaal aan je vijand.

Zum Frühstück trinkt Tom immer eine Tasse Schokolade.

Tom drinkt altijd een kop chocolademelk bij het ontbijt.

Zum Frühstück trinkt Tom immer eine Tasse heiße Schokolade.

Bij het ontbijt drinkt Tom altijd een kop warme chocolademelk.

Was isst du normalerweise zum Frühstück?

Wat eet je gebruikelijk als ontbijt?

Frühstücken Sie gewöhnlich?

Ontbijt u gewoonlijk?

Antonyme

Abend­es­sen:

avondeten

Mit­tag­es­sen:

middageten

Niederländische Beispielsätze

• Ik dineerde in Berlijn en ontbijt in Boston.

• Wat wil je voor het ontbijt?

• Tom ontbijt sinds zeven jaar elke dag aan deze tafel. De komende zeven dagen zit ik in de ontbijzaal naast hem.

• Ik eet altijd ontbijt.

• Hij is klaar met het ontbijt.

• Gewoonlijk ontbijt ik hier.

• Waar ontbijt Tom?

• Wanneer ontbijt jij?

• Mijn grootvader ontbijt gewoonlijk om zes uur.

• ?Vanaf wanneer is het ontbijt?” “Vanaf half acht”.

• Hoe laat eet u ontbijt?

• Het is binnenkort tijd voor het ontbijt.

• Ze had een vroeg ontbijt.

• Hoe laat ontbijt u gewoonlijk?

• Zij ontbijt daar vaak.

• Hoe laat ontbijt je gewoonlijk?

• Ik eet elke ochtend ontbijt.

• Mayuko eet brood voor het ontbijt.

Übergeordnete Begriffe

Mahl­zeit:

maaltijd