Was heißt »Mit­tag­es­sen« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Beeilt euch, sonst kommt ihr zu spät zum Mittagessen.

Haast u, of ge mist het middagmaal.

Mittagessen ist fertig.

Lunch is klaar.

Ich aß hastig das Mittagessen.

Ik heb snel geluncht.

Sie liest nach dem Mittagessen.

Ze leest na de lunch.

Ich habe heute nicht genug Zeit zum Mittagessen.

Ik heb vandaag niet genoeg tijd om te lunchen.

Ich muss heute das Mittagessen bereiten.

Ik moet vandaag de lunch bereiden.

Es ist Zeit zum Mittagessen.

Het is tijd voor het middageten.

Sie gingen zum Mittagessen in ein teures Restaurant.

Ze gingen lunchen in een duur restaurant.

Ihr könnt hier in diesem Raum das Mittagessen einnehmen.

Jullie kunnen hier in deze kamer lunchen.

Tom hat schon mit dem Mittagessen angefangen.

Tom is al begonnen met lunchen.

Hier ist dein Mittagessen.

Hier is je middageten.

Hattest du noch kein Mittagessen?

Heb je nog geen middageten gegeten?

Normalerweise nehme ich hier mein Mittagessen ein.

Normaal lunch ik hier.

Normaal eet ik 's middags hier.

Mittagessen!

Lunch.

Tom sagte, er habe nicht genug Zeit, um sich selbst das Mittagessen zuzubereiten.

Tom zei dat hij niet genoeg tijd had om zijn lunch zelf te bereiden.

Alle sind müde nach dem Mittagessen.

Iedereen is moe na het middageten.

Iedereen is moe na de lunch.

Ich bin zum Mittagessen eingeladen.

Ik ben uitgenodigd voor het middageten.

Ich will das Mittagessen heute auslassen.

Ik wil de lunch vandaag overslaan.

Tom nahm in der Cafeteria sein Mittagessen ein.

Tom lunchte in de cafetaria.

Ich nahm in der Cafeteria mein Mittagessen ein.

Ik lunchte in de cafetaria.

Darf ich dich zum Mittagessen einladen?

Mag ik je voor de lunch uitnodigen?

Ist das Mittagessen fertig?

Is het middageten klaar?

Synonyme

Lunch:

lunch

Mit­tag:

middag

Niederländische Beispielsätze

Übergeordnete Begriffe

Mahl­zeit:

maaltijd