Was heißt »Er­geb­nis« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich bin besorgt über das Ergebnis.

Ik maak me zorgen over het resultaat.

Die Ergebnisse waren negativ.

De resultaten waren negatief.

Ich kam zu spät zu der Besprechung mit dem Ergebnis, dass ich das Wichtigste verpasst hatte.

Ik was te laat op de vergadering met als gevolg dat ik het belangrijkste deel gemist heb.

Ich bin mit dem Ergebnis absolut nicht zufrieden.

Ik ben helemaal niet tevreden met het resultaat.

Ich bin nervös wegen des Ergebnisses.

Ik ben nerveus over het resultaat.

Ik ben zenuwachtig over het resultaat.

Sie waren mit dem Ergebnis zufrieden.

Ze waren tevreden met het resultaat.

Ich bin mit dem Ergebnis zufrieden.

Ik ben gelukkig met de uitkomst.

Bist du mit dem Ergebnis zufrieden?

Ben je tevreden met het resultaat?

Dieses Ergebnis lässt viel zu wünschen übrig.

Dit resultaat laat veel te wensen over.

Ich bin mit dem Ergebnis meines Mathetests zufrieden.

Ik ben tevreden met het resultaat van mijn wiskundetoets.

Das Ergebnis war enttäuschend.

Het resultaat was teleurstellend.

Ich war enttäuscht über das Ergebnis.

Ik was teleurgesteld in de resultaten.

Wir lassen Sie das Ergebnis in einer Woche wissen.

We zullen u het resultaat laten weten over een week.

Ob er nun kommt oder nicht: das Ergebnis bleibt sich gleich.

Of hij nu komt of niet, het resultaat blijft gelijk.

Das Ergebnis ist bemerkenswert.

Het resultaat is opmerkelijk.

Er war vom unerwarteten Ergebnis überrascht.

Hij was verbijsterd over het onverwachte resultaat.

Alles in allem ist das Ergebnis besser, als ich gehofft hatte.

Alles in overweging genomen, is het resultaat beter dan ik gehoopt had.

Das Ergebnis war vorhersehbar.

Zo'n resultaat was voorspelbaar.

Was war das Ergebnis?

Hoe is het gegaan?

Sein Talent und seine Intelligenz zu zeigen, ergibt oft ein falsches Ergebnis.

Zijn talent en intelligentie tentoonspreiden geeft dikwijls een verkeerd resultaat.

Unerwartete Ergebnisse wurden bekanntgegeben.

Onverwachte resultaten werden aangekondigd.

Spätestens am Donnerstag sollte uns das Ergebnis vorliegen.

We zouden tegen donderdag de uitslag moeten weten.

Du bist für das Ergebnis verantwortlich.

Jij bent verantwoordelijk voor het resultaat.

Synonyme

Be­fund:

bevinding

Er­folg:

succes

Er­trag:

opbrengst

Fa­zit:

conclusie

samenvatting

Ge­winn:

baat

Jah­res­ab­schluss:

jaarbalans

Kon­se­quenz:

consequentie

Schluss­fol­ge­rung:

conclusie

eindconclusie

inferentie

Sum­me:

som

Wert:

waard

waarde

Antonyme

Vor­ga­be:

richtlijn

Niederländische Beispielsätze

• Je succes is het resultaat van je harde werken.

• Zijn inspanningen hebben resultaat opgeleverd.

Untergeordnete Begriffe

Er­folg:

succes

Miss­er­folg:

echec

falen

mislukking