Was heißt »vorbereiten« auf Niederländisch?
Das Verb »vorbereiten« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- voorbereiden
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Hast du alles für morgen vorbereitet?
Heb je alles voor morgen voorbereid?
Man muss immer auf das Schlimmste vorbereitet sein.
We moeten altijd op het slechtste voorbereid zijn.
We moeten altijd op het ergste voorbereid zijn.
Ist für morgen alles vorbereitet?
Is voor morgen alles voorbereid?
Ich hatte kein Referat vorbereitet. Also habe ich einfach improvisiert.
Ik heb geen presentatie voorbereid. Dus heb ik gewoon wat uit mijn mouw geschud.
Fürchte nicht das Unerwartete, aber sei vorbereitet dafür.
Vrees niet het onverwachte, maar wees erop voorbereid.
Wir müssen uns auf das Schlechteste vorbereiten.
We moeten ons op het ergste voorbereiden.
Er ist auf Erdbeben vorbereitet.
Hij is voorbereid op een aardbeving.
Tom war darauf nicht vorbereitet.
Tom was hier niet klaar voor.
Ich hoffe, Sie sind darauf vorbereitet.
Ik hoop dat u daar op voorbereid bent.
Haben Sie schon Geschenke für das Weihnachtsfest vorbereitet?
Heeft u al cadeautjes voor Kerstmis ingepakt?
Hast du schon Geschenke für das Weihnachtsfest vorbereitet?
Heb je al cadeautjes voor Kerstmis ingepakt?
Habt ihr schon Geschenke für das Weihnachtsfest vorbereitet?
Hebben jullie al cadeautjes voor Kerstmis ingepakt?
Ist Tom vorbereitet?
Is Tom voorbereid?
Ich war darauf vorbereitet.
Ik was daarop voorbereid.
Heute werde ich das Abendessen selbst vorbereiten.
Vandaag maak ik zelf het avondeten.
Vandaag bereid ik het avondeten zelf voor.
Wir müssen darauf vorbereitet sein.
We moeten erop voorbereid zijn.
Tom war vorbereitet.
Tom was voorbereid.
Synonyme
- bereitstellen:
- beschikbaar
- einrichten:
- regelen
- studieren:
- studeren