Was heißt »verkaufen« auf Niederländisch?
Das Verb »verkaufen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- verkopen
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Der Laden verkauft Zeitungen und Zeitschriften.
De winkel verkoopt kranten en tijdschriften.
Meine Mutter hat alles, was ihr lieb und teuer war, verkauft.
Mijn moeder verkocht alles wat haar dierbaar was en duur.
Mijn moeder verkocht alles wat haar dierbaar was.
Ich habe es für zehn Dollar verkauft.
Ik heb het voor tien dollar verkocht.
Ich werde mein Haus verkaufen.
Ik ga mijn huis verkopen.
Er beschloss, sein Auto zu verkaufen.
Hij heeft besloten zijn auto te verkopen.
Sie verkaufen Zucker und Salz in dem Laden.
Ze verkopen suiker en zout in die winkel.
Zij verkopen suiker en zout in de winkel.
Er verkauft Whisky.
Hij verkoopt whisky.
Er hat sein Haus für hundertfünfzigtausend Euro verkauft.
Hij heeft zijn huis verkocht voor honderdvijftigduizend euro.
Zu verkaufen.
Te koop.
Sie verkauft Medikamente in der Apotheke.
Ze verkoopt medicamenten in de apotheek.
Wir verkaufen Teller aus Metall, aus Papier und aus Holz.
Wij verkopen metalen, papieren en houten borden.
Wir verkaufen Seidenstoffe.
Wij verkopen zijden stoffen.
Er verkauft es so, wie es ist.
Hij verkoopt het zoals het is.
Hij verkoopt het in de staat waarin het zich bevindt.
In diesem Laden wird Alkohol nicht verkauft.
Er worden geen sterke dranken verkocht in deze winkel.
Ich frage mich, wieso Eier im Dutzend verkauft werden.
Ik vraag mij af waarom eieren per dozijn verkocht worden.
Die alten Zeitschriften sind alle verkauft.
De oude tijdschriften zijn allemaal verkocht.
Ihr werdet nichts verkaufen, wenn ihr den Preis nicht senkt.
Je zult niets verkopen als je de prijs niet laat zakken.
Wo willst du das verkaufen?
Waar wil je dit verkopen?
Seine neue Platte verkauft sich gut.
Zijn nieuwe plaat verkoopt goed.
Dieses Buch hat sich in Japan gut verkauft.
Dit boek verkocht goed in Japan.
Zu verkaufen: frei stehende Wohnung mit Garage und 1.200-m²-Grundstück an einem schönen Ort am Meer.
Te koop: vrijstaande woning met garage en 1200 m² grond op een mooie locatie aan zee.
Auf dem Weihnachtsmarkt wird Glühwein verkauft.
Op de kerstmarkt wordt glühwein verkocht.
Was verkaufen Sie?
Wat verkoopt u?
Ich habe es für 600 Euro verkauft.
Ik heb het voor 600 euro verkocht.
Er verkaufte alles, was er besaß.
Hij verkocht alles wat hij bezat.
Tom verkauft seine Schafe.
Tom verkoopt zijn schapen.
Ich habe meine Bücher zu einem moderaten Preis verkauft.
Ik heb mijn boeken voor een redelijke prijs verkocht.
Ich muss mein Haus verkaufen.
Ik moet mijn huis verkopen.
Er verkauft Getränke.
Hij verkoopt drankjes.
Sie verkauft Esswaren.
Ze verkoopt eetwaren.
Wer verkauft das?
Wie verkoopt dit?
In diesem Laden wird kein Alkohol verkauft.
Er wordt in die winkel geen sterkedrank verkocht.
Wir verkaufen Schuhe.
Wij verkopen schoenen.
Warum verkaufst du es nicht einfach?
Waarom verkoop je het gewoon niet?
Ich würde gern meine Bücher verkaufen.
Ik zou graag mijn boeken verkopen.
Die Milch wird in Glasflaschen verkauft.
De melk wordt in glazen flessen verkocht.
Wird in diesem Geschäft Brot verkauft?
Is er brood te koop in deze winkel?
Tom hat sein Haus verkauft.
Tom heeft zijn huis verkocht.
Gestern habe ich zwei Bücher verkauft.
Gisteren heb ik twee boeken verkocht.
Ich verkaufe Regenschirme.
Ik verkoop paraplu's.
Wir verkaufen keine schlechte Ware.
We verkopen geen slechte waar.
Man kann nicht die Kuh verkaufen und die Milch behalten.
Men kan niet de koe verkopen en de melk behouden.
Regenschirme verkaufen sich gut.
Paraplu's verkopen goed.
Tom hat heute drei Kühlschränke verkauft.
Tom heeft vandaag drie koelkasten verkocht.
In den Vereinigten Staaten wird Butter pfundweise verkauft.
In de Verenigde Staten wordt boter per pond verkocht.
Er könnte Eskimos Eis verkaufen.
Hij zou ijs aan Eskimo's kunnen verkopen.
Du verkaufst deine Seele.
Je verkoopt je ziel.
Benzin wird literweise verkauft.
Benzine wordt per liter verkocht.
Die Bleistifte werden im Dutzend verkauft.
De potloden worden per dozijn verkocht.
Tom verkauft Kaffee.
Tom verkoopt koffie.
In Wien wurde eine Leica-Kamera von 1923 für 2,4 Millionen Euro verkauft.
In Wenen werd een Leica-camera uit 1923 voor 2,4 miljoen euro verkocht.
Tom kauft und verkauft Autos.
Tom koopt en verkoopt auto's.
Tom verkauft Dünger.
Tom verkoopt kunstmest.
Wenn dieses Gemälde halb so viel wert wäre, wie er sagt, hätten wir es schon lange verkaufen sollen.
Als dit schilderij half zoveel waard was als hij zegt, hadden wij het allang moeten verkopen.
Er verkauft Gemüse.
Hij verkoopt groente.
Ich verkaufe Blumen.
Ik verkoop bloemen.
Ich verkaufe Obst.
Ik verkoop fruit.
Ich habe meine alte Gitarre verkauft.
Ik heb mijn oude gitaar verkocht.
Tom verkauft Autos in Boston.
Tom verkoopt auto's in Boston.
Warum will Tom sein Auto verkaufen?
Waarom wil Tom zijn auto verkopen?
Ich habe letzten Donnerstag mein Haus verkauft.
Ik heb afgelopen donderdag mijn huis verkocht.
Das habe ich gerade verkauft.
Dat heb ik net verkocht.
Tom wollte sein Haus eigentlich nie verkaufen.
Tom heeft nooit echt zijn huis willen verkopen.
Synonyme
- abstoßen:
- afstoten
- einnehmen:
- gebruiken
- liefern:
- verstrekken
- verramschen:
- verramsjen
Antonyme
- kaufen:
- kopen
Niederländische Beispielsätze
Men moet de huid niet verkopen voordat de beer geschoten is.
Je moet het vel van de beer niet verkopen voor hij geschoten is.
Untergeordnete Begriffe
- weiterverkaufen:
- doorverkopen