Was heißt »liefern« auf Niederländisch?
Das Verb »liefern« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- verstrekken
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Der Zeitungsjunge liefert die Zeitung bei jedem Wetter.
De krantenjongen bezorgt de krant met elk weer.
Wir können es heute Abend liefern.
We kunnen het vanavond bezorgen.
Ich werde es so schnell wie möglich liefern.
Ik zal het zo snel mogelijk afleveren.
Tom liefert Pizzen aus.
Tom bezorgt pizza's.
Synonyme
- anbieten:
- aanbieden
- bereitstellen:
- beschikbaar
- verkaufen:
- verkopen
Niederländische Beispielsätze
Soms vergt het niet minder wijsheid om naar goede raad te luisteren dan om die aan zichzelf te verstrekken.
Übergeordnete Begriffe
- bringen:
- brengen