Was heißt »studieren« auf Niederländisch?
Das Verb »studieren« (veraltet: studiren) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- studeren
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Er studiert Englisch, aber er studiert auch Deutsch.
Hij studeert Engels, maar hij studeert ook Duits.
Ich möchte in Paris studieren.
Ik zou graag in Parijs studeren.
Ich hatte vor, in den Vereinigten Staaten Medizin zu studieren.
Ik was van plan om in de Verenigde Staten medicijnen te studeren.
Sie ist nach Deutschland gegangen, um Medizin zu studieren.
Ze ging naar Duitsland om medicijnen te studeren.
Ich will im Ausland studieren.
Ik wil in het buitenland studeren.
Er studierte im Ausland.
Hij studeerde in het buitenland.
Ich studiere gern Englisch.
Ik studeer graag Engels.
Er studiert Computerlinguistik.
Hij studeert computationele taalkunde.
Du sollst mehr studieren.
Je moet meer studeren.
Wenn du in Amerika studieren willst, brauchst du ein Studentenvisum.
Als je in de Verenigde Staten wilt studeren, heb je een studentenvisum nodig.
Sie beschloss, in Amerika zu studieren.
Ze besloot in Amerika te studeren.
Ich studiere im Ausland.
Ik studeer in het buitenland.
Er ging nach Amerika, um Medizin zu studieren.
Hij ging naar Amerika om medicijnen te studeren.
Ich studiere an der Universität von Hyogo.
Ik studeer aan de universiteit van Hyogo.
Ich habe keine Lust zu studieren.
Ik heb geen zin om te studeren.
Wäre ich jünger, würde ich im Ausland studieren.
Als ik jonger was zou ik in het buitenland gaan studeren.
Ich werde deinen Bericht studieren.
Ik zal uw rapport bestuderen.
Ich habe sechs Monate lang in England studiert, als ich Student war.
Ik heb zes maanden in Engeland gestudeerd toen ik student was.
Wieso willst du im Ausland studieren?
Hoezo wil je in het buitenland studeren?
Er studiert Chinesisch.
Hij studeert Chinees.
Ein voller Bauch studiert nicht gern.
Een volle buik studeert niet graag.
Er studiert Amerikanische Geschichte.
Hij studeert Amerikaanse geschiedenis.
Ich studiere, um Übersetzer oder Dolmetscher zu werden.
Ik studeer om vertaler of tolk te worden.
Ein Freund von mir studiert im Ausland.
Een vriend van mij studeert in het buitenland.
Sie ist nach Paris gegangen, um Kunst zu studieren.
Ze ging naar Parijs om kunst te studeren.
Sie studieren Industrie.
Ze studeren industrie.
Mein erwachsener Sohn studiert jetzt im Ausland.
Mijn volwassen zoon studeert nu in het buitenland.
Sie ist eine Studentin, die ernsthaft studiert.
Ze is een studente die serieus studeert.
Ich studiere Englisch.
Ik studeer Engels.
Er studiert Jura.
Hij studeert rechten.
Habt ihr gestern studiert?
Hebt ge gisteren gestudeerd?
Ich studiere Kunstgeschichte.
Ik studeer kunstgeschiedenis.
Ich möchte an der Uni Japanische Geschichte studieren.
Ik wil de geschiedenis van Japan studeren aan de universiteit.
Carol studiert Spanisch.
Carol studeert Spaans.
Sie studiert Mathematik.
Zij studeert wiskunde.
Er studiert Geschichte an der Universität.
Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.
Er studiert Metaphysik.
Hij studeert metafysica.
Er studiert gerade.
Hij is aan het studeren.
Was studierst du?
Wat studeer je?
Wat leer je?
Alle Studenten studieren Englisch.
Al de studenten studeren Engels.
Sie ging zur Universität, um Englisch zu studieren.
Ze ging naar de universiteit om Engels te studeren.
Du studierst Englisch.
Jij studeert Engels.
Lasst uns Englisch studieren.
Laten we Engels studeren.
Sie studiert Englisch.
Ze studeert Engels.
Ich werde Deutsch studieren.
Ik ga Duits studeren.
Ich habe Englisch, Französisch und Chinesisch studiert.
Ik heb Engels, Frans en Chinees gestudeerd.
Ich studiere seit zehn Monaten in China.
Ik studeer sinds tien maanden in China.
Mein Traum ist es, im Ausland zu studieren.
Mijn droom is om in het buitenland te studeren.
Meine Mutter will, dass ich in der Schweiz studiere.
Mijn moeder wil dat ik in Zwitserland ga studeren.
Meine Eltern wollen, dass ich Medizin studiere.
Mijn ouders willen dat ik geneeskunde studeer.
Meine Eltern denken, dass ich Medizin studiere.
Mijn ouders denken dat ik geneeskunde studeer.
Mijn ouders denken dat ik medicijnen studeer.
Ich habe gehört, dass morgendliches Studieren effizienter ist. Morgens eine Stunde studieren ist genauso gut wie drei Stunden abends.
Ik heb gehoord dat 's morgens studeren efficiënter is. 's Morgens een uur studeren is even goed als drie uur 's avonds.
Ihr könnt hier studieren.
Jullie kunnen hier studeren.
Wo studierst du?
Waar studeer je?
Tom und Maria studieren beide Französisch.
Zowel Tom als Maria leren Frans.
Tom hat Französisch studiert.
Tom heeft Frans gestudeerd.
Ich will Mathematik studieren.
Ik wil wiskunde studeren.
Er studiert Landwirtschaft.
Hij studeert landbouw.
Mein Freund Michael studiert Chemie an der Universität von Oxford.
Mijn vriend Mike studeert chemie aan de universiteit van Oxford.
Mijn vriend Mike studeert scheikunde aan de universiteit van Oxford.
Wenn du nicht studierst, wirst du die Prüfung nicht bestehen.
Als je niet studeert, zal je het examen niet halen.
Obwohl ich 2 Jahre Chinesisch studiert habe, gibt es noch viele Wörter die ich nicht kenne.
Hoewel ik 2 jaar Chinees gestudeerd heb, zijn er nog veel woorden die ik niet ken.
Er ging nach Italien, um Musik zu studieren.
Hij ging naar Italië, om muziek te studeren.
Mein Sohn studiert auch im Ausland.
Mijn zoon studeert ook in het buitenland.
Griechisch und Latein sind nützliche Sprachen, deshalb studiere ich sie.
Grieks en Latijn zijn nuttige talen, daarom bestudeer ik ze.
Tom studiert Philosophie an der Uni.
Tom studeert filosofie op de universiteit.
Tom tut alles außer studieren.
Tom doet alles behalve studeren.
Wo hast du studiert?
Waar heb je gestudeerd?
Waar studeerde je?
Viele Studenten mögen es, morgens zu studieren.
Veel studenten studeren graag 's ochtends.
Er hat fleißig studiert und die Prüfung bestanden.
Hij heeft hard geleerd en de toets gehaald.
Die meisten Studenten studieren fleißig.
De meeste studenten studeren hard.
Tom musste sein Studium abbrechen, weil er es sich nicht leisten konnte zu studieren.
Tom moest zijn studie afbreken omdat hij geen geld had om te studeren.
Als Hauptfach studiert er moderne Literatur.
Als hoofdvak studeert hij moderne litteratuur.
Susan studiert im Hauptfach amerikanische Geschichte.
Susan studeert als hoofdvak Amerikaanse geschiedenis.
Er studiert moderne Literatur.
Hij studeert hedendaagse literatuur.
Am Abend habe ich die deutsche Sprache studiert.
's Avonds heb ik Duits gestudeerd.
Kopernikus studierte Mathematik und Astronomie an der Universität von Krakau.
Copernicus studeerde wiskunde en sterrenkunde aan de universiteit van Krakau.
Morgen werden wir den ganzen Tag studieren.
Morgen gaan we de hele dag studeren.
Sie studieren.
Ze studeren.
Ze zijn aan het studeren.
An der Universität studierte ich Französisch, aber meine Studien helfen mir jetzt kaum, wenn ich in Frankreich bin oder eine französischsprachige Sendereihe im Fernsehen anschaue.
Aan de unversiteit studeerde ik Frans, maar mijn studies helpen me nu nauwelijks wanneer ik in Frankrijk ben of een Franstalige serie op tv bekijk.
Ich überlege mir, ob ich nächstes Jahr in den Vereinigten Staaten studieren soll.
Ik overweeg volgend jaar in de Verenigde Staten te gaan studeren.
Ik denk erover om volgend jaar in de Verenigde Staten te gaan studeren.
Er ging nach Österreich, um Musik zu studieren.
Hij ging naar Oostenrijk om muziek te studeren.
Tom sagt, dass er Französisch studieren will.
Tom zegt dat hij Frans wil studeren.
Ich ging nach Amerika um zu studieren.
Ik ging naar Amerika om te studeren.
Was hast du studiert?
Wat heb je gestudeerd?
Wat studeerde je?
Ich studiere Deutsch und Biologie.
Ik studeer Duits en biologie.
Tom ist nach Boston gekommen, um Kunst zu studieren.
Tom is naar Boston gekomen om kunst te studeren.
Ich habe zwei ältere Brüder. Sie studieren beide im Ausland.
Ik heb twee oudere broers. Ze studeren allebei in het buitenland.
Ich studiere mehrere Sprachen gleichzeitig.
Ik studeer verscheidene talen tegelijk.
Ich studiere Grammatik.
Ik studeer grammatica.
Synonyme
- analysieren:
- analyseren
- denken:
- denken
- erwägen:
- overwegen
- evaluieren:
- begroten
- untersuchen:
- onderzoeken
- vorbereiten:
- voorbereiden
Sinnverwandte Wörter
Niederländische Beispielsätze
Ze zijn zo moe, dat ze niet kunnen studeren.
Ik moet studeren voor een biologietoets.
Waarom ben je begonnen Frans te studeren?
Bij deze hitte van vandaag heb ik geen zin om te studeren.
Ik had meer moeten studeren.
In de volgende les gaan we de dagen van de week studeren, de maanden en de jaargetijden.
Is het waar dat je in Londen gaat studeren?
Ga er eens een keer uit en vermaak je, in plaats van altijd maar te studeren.
Ze studeren in de namiddag.
De belangrijkste succesfactor bij het studeren van een taal is enthousiasme.
Er zijn meer studenten die aan de universiteit willen studeren dan er kunnen aangenomen worden.
Deze namiddag, als ik thuis aangekomen ben, ben ik van plan te studeren.
Ik moet studeren voor de toets.
Je hoeft vandaag niet te studeren.
Ben je begonnen Frans te studeren?
Peter, wil je vandaag met mij studeren?
Hij is te moe om te studeren.
Ben je aan het studeren?
We waren aan het studeren.
Ik ben hier om Italiaans te studeren.
Übergeordnete Begriffe
- lernen:
- leren
- untersuchen:
- onderzoeken