Das Adjektiv »reich« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
rijk
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Es ist besser, reich zu leben als reich zu sterben.
Het is beter rijk te leven, dan rijk te sterven.
Er ist reich, er braucht kein Geld!
Hij is rijk. Hij heeft geen geld nodig.
Er ist reich genug, zwei Autos zu kaufen.
Hij is rijk genoeg om twee auto's te kopen.
China ist reich an natürlichen Ressourcen.
China is rijk aan natuurlijke grondstoffen.
Wie sind sie so reich geworden?
Hoe zijt ge zo rijk geworden?
Er ist reich und aus gutem Hause.
Hij is rijk en van goede komaf.
Ich weiß, dass Sie reich sind.
Ik weet dat ge rijk zijt.
Ik weet dat u rijk bent.
Wollt ihr reich werden?
Willen jullie rijk worden?
Ich bin nicht reich und ich wünsche auch nicht, es zu werden.
Noch ben ik rijk, noch wil ik rijk worden.
Ik ben niet rijk en wil dat ook niet zijn.
Wenn ich reich wäre, würde ich ins Ausland gehen.
Als ik rijk was, zou ik naar het buitenland gaan.
Willst du reich sein?
Wil je rijk zijn?
Oh! Wenn ich reich wäre, würde ich mir ein Haus in Spanien kaufen.
Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
Wäre er nicht faul gewesen, hätte er reich sein können.
Als hij niet lui geweest was, had hij rijk kunnen zijn.
Sein wichtigstes Ziel im Leben war reich zu werden.
Zijn belangrijkste levensdoel was rijk worden.
Amerika ist reich an Öl.
Amerika is rijk aan olie.
Vor zwölf, fünfzehn Jahren wohnte in der Stadt in einem Privathaus in der Hauptstrasse der Beamte Gromov, ein rechtschaffener und reicher Mann.
Een jaar of twaalf, vijftien geleden woonde in de stad, in een particulier huis aan de hoofdstraat, ambtenaar Gromov, een betrouwbaar en vermogend man.
Nicht jeder, der hier wohnt, ist reich.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.
Sie ist weder reich noch berühmt.
Ze is noch rijk, noch beroemd.
Du bist reich.
Jij bent rijk.
Ich wäre gern so reich wie er.
Ik zou wel zo rijk als hij willen zijn.
Sie sagen, er sei sehr reich.
Ze zeggen dat hij heel rijk is.
Mein Schneider ist reich.
Mijn kleermaker is rijk.
Einmal lebte ein reicher Mann in dieser Stadt.
Eens leefde er een rijke man in deze stad.
Sie sind reich.
Ze zijn rijk.
U bent rijk.
Ich bin arm, während meine Brüder sehr reich sind.
Ik ben arm terwijl mijn broers heel rijk zijn.
Hätte ich damals dieses Bild gekauft, wäre ich jetzt reich.
Als ik toen dat schilderij gekocht had, was ik nu rijk.
Er ist ein reicher, aber langweiliger, Mann.
Hij is een rijke maar saaie man.
Die Reichen werden reicher und die Armen werden ärmer.
De rijken worden rijker en de armen worden armer.
Er ist reich, aber er lebt wie ein Bettler.
Hij is rijk, maar hij leeft als een bedelaar.
Wenn man reich ist, hat man viele Freunde.
Als men rijk is heeft men vele vrienden.
Sie machte ihn reich.
Ze maakte hem rijk.
Lieber schön und reich als hässlich und arm.
Liever mooi en rijk dan lelijk en arm.
Ich weiß, dass ihr reich seid.
Ik weet dat jullie rijk zijn.
Ich weiß, du bist reich.
Ik weet dat je rijk bent.
Man sagt, er ist sehr reich.
Er wordt gezegd dat hij heel rijk is.
Men zegt dat hij heel rijk is.
Wenn ich reich wäre, würde ich dir Geld geben.
Als ik rijk was dan gaf ik je geld.
Ich möchte gerne reich sein und keine Geldsorgen haben.
Ik zou graag rijk willen zijn en me geen zorgen te hoeven maken over geld.
Ihr seid reich.
Jullie zijn rijk.
Mein Onkel ist reich.
Mijn oom is rijk.
Wollt ihr reich sein?
Willen jullie rijk zijn?
Mit dem Flugzeug zu reisen, ist heute nicht mehr ein Privileg reicher Menschen.
Met het vliegtuig reizen is vandaag niet meer een privilege van rijke mensen.
Das Leben ist reich an Opfern und arm an Vergeltungen.
Het leven is rijk aan offers en arm aan vergeldingen.
Mein Bruder ist reich.
Mijn broer is rijk.
Ich bin nicht reich genug, um mir das zu kaufen.
Ik ben niet rijk genoeg om dat te kopen.
Sie ist reich.
Ze is rijk.
Er ist reich.
Hij is rijk.
Ich war sehr reich, bis ich sie traf.
Ik was heel rijk, tot ik haar ontmoette.
Ik was heel rijk tot ik haar leerde kennen.
Ich will reich sein.
Ik wil rijk zijn.
Arm oder reich, der Tod macht alle gleich.
Arm of rijk, de dood maakt iedereen gelijk.
Tom sagt, er sei reich.
Tom zegt dat hij rijk is.
Der Kontinent ist reich an fossilen Brennstoffen.
Het continent is rijk aan fossiele brandstoffen.
Jane benahm sich immer, als ob sie reich wäre.
Jane deed altijd alsof ze rijk was.
Ich bin reich.
Ik ben rijk.
Arme werden nicht reicher, wenn Reiche ärmer werden.
Arme mensen worden niet rijker wanneer rijke mensen armer worden.
Er wurde schnell reich.
Hij is snel rijk geworden.
Er soll sehr reich sein.
Het wordt gezegd dat hij heel rijk is.
Er ist reich und mächtig.
Hij is rijk en machtig.
Du denkst wohl, ich wäre reich.
Je denkt vast dat ik rijk ben.
Du wirst reich belohnt werden.
Je zult rijkelijk beloond worden.
Sein Ehemann ist reich.
Zijn man is rijk.
Ich würde gerne reich sein.
Ik zou graag rijk zijn.
Bist du reich?
Ben je rijk?
Meine Familie ist nicht reich.
Mijn familie is niet rijk.
Ich weiß, dass du reich sein willst.
Ik weet dat je rijkt wilt zijn.
Tom ist ein reicher Mann.
Tom is een rijke man.
Er glaubt, dass er reich ist.
Hij gelooft dat hij rijk is.
Hij gelooft rijk te zijn.
Hongkong ist eine der reichsten Städte der Welt.
Hong Kong is een van de rijkste steden ter wereld.
Tom wurde über Nacht reich.
Tom werd van de ene dag op de andere rijk.
Wir sind reich.
Wij zijn rijk.
We zijn rijk.
Wir sind beide nicht so reich, wie wir gerne wären.
We zijn allebei niet zo rijk als we zouden willen.
Schön wär’s, wenn ich reich wäre.
Het zou mooi zijn als ik rijk was.
Was ik maar rijk.
Ich bin ziemlich reich.
Ik ben behoorlijk rijk.
Ik ben tamelijk rijk.
Ich bin zwar nicht reich, doch arm bin ich auch nicht.
Ik ben weliswaar niet rijk, maar ik ben ook niet arm.
Ik ben weliswaar niet rijk, maar arm ben ik ook niet.
Ich verstehe nicht, wie jemand, der so reich ist, so viel klagen kann.
Ik snap niet hoe iemand die zo rijk is zoveel kan klagen.
Äpfel sind reich an Vitaminen.
Appelen zitten vol vitamines.
Tom sagt, dass er sehr reich ist.
Tom zegt dat hij erg rijk is.
Tom ist sehr reich.
Tom is zeer rijk.
Tom ist kein reicher Mann.
Tom is geen rijke man.
Du bist nicht reich.
Je bent niet rijk.
Sie waren reich.
Ze waren rijk.
Ich wusste nicht, dass du so reich bist.
Ik wist niet dat je zo rijk bent.
Ich wusste nicht, dass Sie so reich sind.
Ik wist niet dat u zo rijk bent.
Tom ist nicht so reich wie Mary.
Tom is niet zo rijk als Maria.
Alle wissen, dass du reich bist.
Iedereen weet dat je rijk bent.
Warum bist du so reich?
Waarom ben je zo rijk?
Maria ist wahrscheinlich reich.
Maria is waarschijnlijk rijk.
São Paulo ist gleichzeitig eine der ärmsten und eine der reichsten Städte der Welt.
São Paulo is tegelijkertijd één van de armste zowel als één van de rijkste steden ter wereld.