Was heißt »früh« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Nein. Es tut mir leid, aber ich muss früh zurückgehen.

Nee. Ik moet helaas weer vroeg terug.

Nee. Het spijt me, maar ik moet vroeg terug.

Ich wollte nicht früh aufstehen.

Ik wilde niet vroeg opstaan.

Wir alle sterben früher oder später.

Vroeg of laat gaan we allemaal dood.

Dieses Jahr blüht die Kirsche früher als gewöhnlich.

Dit jaar begint de kers vroeger dan normaal te bloeien.

Da ich sehr müde war, ging ich früh schlafen.

Ik was erg moe, daarom ging ik vroeg naar bed.

Omdat ik erg moe was, ging ik vroeg slapen.

Diese Blumen blühen früher als andere.

Deze bloemen bloeien vroeger dan andere.

Wieso bist du so früh aufgestanden?

Waarom ben je zo vroeg opgestaan?

Die Leute waren es früher gewohnt, zu Fuß zu reisen.

Vroeger waren de mensen gewend te voet te reizen.

Steh so früh auf wie du kannst.

Sta zo vroeg op als je kunt.

Sta zo vroeg mogelijk op.

Er stand gewöhnlich früh auf.

Hij stond gewoonlijk vroeg op.

"Wen die Götter lieben, der stirbt jung", sagte man früher.

"Wie de goden liefhebben, die sterft jong," werd in vroeger dagen gezegd.

Mein Großvater steht früh auf.

Mijn grootvader staat vroeg op.

Er ging früh ins Bett.

Hij ging vroeg naar bed.

Lange Zeit bin ich früh schlafen gegangen.

Lange tijd ben ik vroeg gaan slapen.

Er steht nicht früh auf.

Hij staat niet vroeg op.

Alles was fliegt, fällt früher oder später runter.

Alles wat vliegt, valt vroeg of laat naar beneden.

Vögel wachen gewöhnlich früh morgens auf.

Vogels worden gewoonlijk vroeg in de morgen wakker.

Es ist noch zu früh, um darüber zu reden.

Het is nog te vroeg om daarover te spreken.

Meine Mutter steht nie früh auf.

Mijn moeder staat nooit vroeg op.

Du musst etwas früher aufstehen.

Je moet iets vroeger opstaan.

Morgen stehe ich früh auf.

Morgen sta ik vroeg op.

Der Bus kam zwei Minuten zu früh.

De bus kwam twee minuten te vroeg.

Komm früh nachhause.

Kom vroeg naar huis.

Er versprach mir, früh zu kommen.

Hij beloofde me om vroeg te komen.

Fußball ist in Japan heute beliebter als früher.

Voetbal is nu populairder in Japan dan voorheen.

Carol steht jeden Morgen früh auf.

Carol staat elke ochtend vroeg op.

Wir verlassen Japan morgen früh.

We verlaten Japan morgen vroeg.

Alte Menschen werden früh wach.

Oude mensen worden vroeg wakker.

Ich wache früh auf.

Ik word vroeg wakker.

Er schreibt noch von Zeit zu Zeit Romane, aber nicht mehr so oft wie früher.

Hij schrijft nog romans af en toe, maar niet zo veel als vroeger.

Ich bin es nicht gewohnt, früh aufzustehen.

Ik ben niet gewoon van vroeg op te staan.

Kaliningrad hieß früher Königsberg.

Kaliningrad heette ooit Koningsbergen.

Wie üblich stand ich früh auf.

Ik stond zoals altijd vroeg op.

Ich werde das nächste Mal früher kommen.

Ik zal de volgende keer eerder komen.

Ich bin sehr müde. Ich möchte früher schlafen gehen.

Ik ben heel moe, ik wil vroeger naar bed.

Sie sind früh aufgebrochen.

Ze zijn vroeg vertrokken.

Zij zijn vroeg vertrokken.

Ze zijn vroeg weggegaan.

Die Mütter sagten früher ihren Söhnen, dass sie vom Onanieren blind würden.

Moeders hadden de gewoonte aan hun zonen te zeggen dat ze blind zouden worden als ze masturbeerden.

Gewöhnlich stehen die Bewohner warmer Länder früh auf.

Gewoonlijk staan bewoners van warme landen vroeg op.

Ich habe dieses Buch früher schon mal gelesen.

Ik heb dit boek vroeger al eens gelezen.

Toronto hieß früher Fort York.

Toronto heette vroeger Fort York.

Ich stand früh auf, um den ersten Zug zu nehmen.

Ik stond vroeg op om de eerste trein te halen.

Ich bin es nicht gewohnt, so früh aufzustehen.

Ik ben het niet gewoon zo vroeg op te staan.

Er steht früh auf.

Hij staat vroeg op.

Ich trank früher Bier.

Ik dronk gewoonlijk bier.

Auch die Zukunft war früher besser.

Ook de toekomst was vroeger beter.

London, wo ich wohne, war früher berühmt wegen seines Nebels.

Londen, waar ik woon, was vroeger beroemd om zijn mist.

Ich bin früh aufgestanden.

Ik ben vroeg opgestaan.

Du hättest mir früher von dem Problem erzählen sollen.

Jij had me eerder van het probleem vertellen moeten.

Sie hätten früher mit mir über das Problem reden sollen.

U had eerder met mij over dat probleem moeten praten.

Ich kam zu früh an.

Ik arriveerde te vroeg.

Sie frühstückte früh.

Ze had een vroeg ontbijt.

Ich habe das früher einmal gehört.

Ik heb dat vroeger al eens gehoord.

Vor dieser Bushaltestelle gab es früher einmal ein Restaurant.

Recht over de bushalte was er ooit een restaurant.

Was hast du heute früh gemacht?

Wat heb je vanochtend gedaan?

Heute früh ist auf dem Fluss bei einem Zusammenstoß zwischen einem Schiff und einer Fähre mindestens eine Person umgekommen. Es ist nicht bekannt, ob neben dem Fährmann noch andere Fahrgäste auf der Fähre waren.

Vanmorgen is bij een aanvaring tussen een binnenvaartschip en een veerpont ten minste één persoon om het leven gekomen. Het is niet bekend of er, behalve de schipper, nog andere opvarenden op de veerpont waren.

Meine Mutter steht früher als ich auf.

Mijn moeder staat eerder op dan ik.

Tom steht nicht früh auf.

Tom staat niet vroeg op.

Tom kam gestern früher als gewöhnlich an.

Gisteren kwam Tom vroeger aan dan gewoonlijk.

Wir müssen früh losfahren.

We moeten vroeg vertrekken.

Mein Vater hat früher einen Käfer gefahren.

Vroeger reed mijn vader een Kever.

Warten Sie bis morgen früh.

Wacht tot morgenochtend.

Bis morgen früh!

Tot morgenochtend!

Ich stand früher als normal auf, um den ersten Zug zu nehmen.

Ik stond eerder dan normaal op om de eerste trein te halen.

Er arbeitet von früh bis spät.

Hij werkt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.

Sie steht immer früh auf.

Zij staat altijd vroeg op.

Tom ging früher mit Mary zur Schule.

Tom ging vroeger met Maria naar school.

Tom arbeitet nicht mehr so viel wie früher.

Tom werkt niet zo veel als voorheen.

Ich meine dass es wichtig ist, früh aufzustehen.

Ik vind vroeg opstaan belangrijk.

Sie fragte, ob wir nicht etwas früher aufbrechen sollten.

Ze vroeg of we niet beter wat vroeger zouden weggaan.

Mein Vater steht früh auf.

Mijn vader staat vroeg op.

Ich hasse es, früh aufzustehen.

Ik haat vroeg opstaan.

Darum bin ich heute Morgen früh aufgestanden.

Daarom stond ik vroeg op deze morgen.

Ich gehe jeden Tag früh nach Hause.

Ik ga iedere dag vroeg naar huis.

Ich gehe morgen früh um sieben.

Ik ga morgen vroeg om zeven uur.

Warum bist du so früh hier?

Waarom ben je hier zo vroeg?

Er stand früh auf, so dass er rechtzeitig dran ist für den Zug.

Hij stond vroeg op zodat hij op tijd was voor de trein.

Ich hätte früher kommen sollen.

Ik had eerder moeten komen.

Sie kam immer zu früh.

Ze kwam altijd te vroeg.

Ze kwam altijd te vroeg opdagen.

Geh früh ins Bett.

Ga vroeg naar bed.

Ich bin nicht mehr so gesund wie früher.

Ik ben niet meer zo gezond als vroeger.

Mir wird jedes Mal schwindlig, wenn ich früh aufstehe.

Ik voel me duizelig elke keer als ik vroeg op sta.

Der nördliche Teil des heutigen Papua-Neuguinea war früher eine deutsche Kolonie.

De noordelijke helft van wat nu Papoea-Nieuw-Guinea is, was een Duitse kolonie.

Er wird mir alles erzählen, früher oder später.

Vroeg of laat zal hij me alles vertellen.

Ob deine Mutter dies will oder nicht, sie wird sich früher oder später mit dem Gedanken abfinden müssen, dass ihre Tochter erwachsen geworden ist.

Of je moeder dit nu wil of niet, vroeg of laat zal zij zich moeten neerleggen bij het idee dat haar dochter volwassen is geworden.

Er ist nicht mehr so stark wie früher.

Hij is niet zo sterk als vroeger.

Ich hätte nicht gedacht, dass du so früh kommst.

Ik had niet verwacht dat je zo vroeg zou komen.

Ik had niet gedacht dat je zo vroeg zou komen.

Ich stehe früh auf.

Ik sta vroeg op.

Steh früh auf.

Sta vroeg op.

Ich bin gestern früh aufgestanden.

Gisteren ben ik vroeg opgestaan.

Sie war früher Bankangestellte.

Ze was vroeger bankbediende.

Findest du nicht, es ist ein wenig zu früh, um mit Tom darüber zu sprechen?

Vind je het niet een beetje te vroeg om hierover met Tom te praten?

Tom und Maria müssen morgen früh zeitig aufstehen.

Tom en Mary moeten vroeg op morgenochtend.

Morgen früh um neun Uhr haben Sie eine Magenspiegelung, nehmen Sie darum bitte von neun Uhr heute Abend an keine feste oder flüssige Nahrung mehr zu sich.

Morgenochtend om negen uur heeft u een gastroscopie, eet of drink daarom alstublieft niets meer vanaf negen uur vanavond.

Es fällt mir schwer, an einem kalten Morgen früh aufzustehen.

Ik vind het moeilijk om vroeg op te staan op een koude morgen.

Das wird früher oder später geschehen.

Vroeg of laat zal dat gebeuren.

Du brauchst nicht so früh aufzustehen.

Je hoeft niet zo vroeg op te staan.

Tom kommt morgen früh in Boston an.

Tom zal morgenochtend in Boston aankomen.

Ich komme morgen früh vorbei und hole dich ab.

Ik kom morgenochtend langs om je op te halen.

Um halb sieben Uhr kamen wir an, sogar ein wenig früher als nötig.

Om zeven uur kwamen we aan, zelfs een beetje vroeger dan nodig was.

Wir sind sogar früh.

Wij zijn zelfs te vroeg.

Synonyme

zei­tig:

bijtijds

op tijd

tijdig

Antonyme

spät:

laat

Niederländische Beispielsätze

• Tom is vroeg opgestaan.

• Vogels zingen 's morgens vroeg.

• Toms eerste wens aan de goede fee was een sigaret. Onmiddellijk daarop vroeg hij om een vuurtje.

• Ik vroeg hem boeken voor mij mee te brengen.

• Hij vroeg me wie ik was.

• Ik vroeg Tom om te wachten.

• Ik vroeg Tom of hij van Chinees eten hield.

• Kom vroeg.

• Ik zie Tom vaak vroeg vertrekken.

• Tom vroeg zich af of het klopte.

• Tom vroeg om een glas water.

• Ik deed gewoon wat Tom me vroeg.

• ?Hoe durf je me naar het eind van deze zin te verbannen?” vroeg Tom.

• De grootvader vroeg de jongen zijn stok te brengen.

• Ik vroeg hem om wat thee te maken.

• Tom vroeg toestemming om het fotokopieerapparaat te gebruiken.

• Tom vroeg waarom.

• Ik vroeg hem waarom hij verdrietig was.

• Hij vroeg aan de politieman hoeveel mensen de vorige dag omgekomen waren bij verkeersongevallen.

• Ik vroeg Tom wat hij wilde voor Kerstmis.