Was heißt »Zukunft« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Zukunft« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- toekomst (weiblich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Die Vergangenheit kann man nur kennen, nicht ändern. Die Zukunft kann man nur ändern, nicht kennen.
Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
Het verleden kan men kennen, maar niet veranderen. De toekomst kan men veranderen, maar niet kennen.
Latein ist die Sprache der Zukunft!
Latijn is de taal van de toekomst!
Man kann nicht wissen, was in Zukunft passiert.
Men kan niet weten wat er in de toekomst kan gaan gebeuren.
Auf deine Zukunft!
Op je toekomst!
Latein ist die Sprache der Zukunft.
Latijn is de taal van de toekomst.
Diese Probleme werden in naher Zukunft gelöst werden.
Deze problemen zullen in de nabije toekomst worden opgelost.
Auch die Zukunft war früher besser.
Ook de toekomst was vroeger beter.
Zukunft braucht Vergangenheit.
De toekomst heeft het verleden nodig.
Ich habe keine Zukunft.
Ik heb geen toekomst.
Ich bin mehr um dich besorgt als um die Zukunft Japans.
Ik ben bezorgder om jou dan om de toekomst van Japan.
Denke an deine Zukunft!
Denk aan je toekomst.
Ich denke, du solltest an die Zukunft denken.
Ik denk dat je over de toekomst moet nadenken.
Ich komme aus der Zukunft.
Ik kom uit de toekomst.
Wir haben das Recht, für uns und für künftige Generationen eine sichere Zukunft zu fordern.
Wij hebben het recht een veilige toekomst te eisen voor ons en voor de volgende generaties.
Er ist jetzt schon ein Guter; dann wird er in Zukunft auch ein guter Gatte sein.
Hij is nu al een goede vent, dus hij zal in de toekomst ook een goede echtgenoot worden.
Tom denkt an seine Zukunft.
Tom denkt aan zijn toekomst.
Die Zukunft gehört denen, die an die Schönheit ihrer Träume glauben.
De toekomst behoort aan hen die geloven in de schoonheid van hun dromen.
Prognosen sind schwierig, vor allem über die Zukunft.
Voorspelling is zeer moeilijk, vooral om de toekomst.
Die Zukunft ist näher, als du denkst.
De toekomst is dichterbij dan je denkt.
Die Vergangenheit wird nie zurückkehren, die Zukunft kennt noch keiner.
Het verleden zal nooit terugkeren; de toekomst kent nog niemand.
Auch in der Zukunft werden wir dir gewogen sein.
We zullen ook in de toekomst bij je zijn.
Tom ist unsicher bezüglich seiner Zukunft.
Tom voelt zich onzeker over zijn toekomst.
Tom ist besorgt über seine Zukunft.
Tom maakt zich zorgen over zijn toekomst.
Ohne Wissenschaft gibt es keine Zukunft.
Zonder de wetenschap is er geen toekomst.
Möchtest du die Zukunft wissen?
Wil je de toekomst weten?
Die Zukunft ist unsicher.
De toekomst is onzeker.
Ich mache mir Sorgen über meine Zukunft.
Ik maak me zorgen over mijn toekomst.
In Zukunft!
In de toekomst!
Niemand kennt die Zukunft.
Niemand kent de toekomst.
Maria kann die Zukunft vorhersagen.
Maria kan de toekomst voorspellen.
Das Wunderbare an der Zukunft ist, dass sie heute anfängt.
Het aardige van de toekomst is dat ze vandaag begint.
Denkst du, dass eine Zauberin weiß, was die Zukunft bringen wird?
Denk je dat een tovenares weet wat de toekomst zal brengen?
Die Vergangenheit ist vorbei und die Zukunft ist noch nicht da.
Het verleden is voorbij en de toekomst is er nog niet.
Diese Wahl ist wichtig für die Zukunft dieses Landes.
Deze verkiezing is belangrijk voor de toekomst van dit land.
Wer kann die Zukunft lesen?
Wie kan de toekomst lezen?
Die Kinder sind unsere Zukunft.
De kinderen zijn onze toekomst.
Sinnverwandte Wörter
- Utopie:
- utopie