Was heißt »Tem­pus« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Tem­pus« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • tijd

Antonyme

Per­son:
persoon

Niederländische Beispielsätze

  • Tom en Mary brengen veel tijd samen door.

  • Ik wil hier mijn tijd niet aan verspillen.

  • Onze tijd is gelimiteerd.

  • Een maand is te weinig tijd.

  • Ik werd afgeleid en was de tijd vergeten.

  • Vlug alstublieft! Ik heb geen hele nacht de tijd.

  • De tijd is om. Lever alstublieft uw examenkopij in.

  • De tijd gaat snel voorbij.

  • Onze tijd is beperkt.

  • Ondanks de regen kwam hij op tijd aan.

  • Dat heb ik nu al de hele tijd gezegd.

  • Dat is verleden tijd.

  • De laatste tijd is het slecht weer.

  • Ze raadde hem naar de tandarts te gaan, maar hij zei dat hij daar niet genoeg tijd voor had.

  • Je hebt nog genoeg tijd.

  • Ik heb vandaag niet genoeg tijd om te lunchen.

  • Wij hebben genoeg tijd.

  • Heeft u tijd?

  • We hebben genoeg tijd om de trein te halen.

  • Ik had geen tijd om te eten.

Übergeordnete Begriffe

Lin­gu­is­tik:
linguïstiek
taalkunde
Sprach­wis­sen­schaft:
linguïstiek
taalkunde

Untergeordnete Begriffe

Prä­sens:
onvoltooid tegenwoordige tijd
Prä­te­r­i­tum:
verleden tijd
Ver­gan­gen­heit:
verleden
verleden tijd
Zu­kunft:
toekomst

Tempus übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Tempus. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 2321143, 2323456, 2332610, 2335333, 2367266, 2396569, 2235052, 2226282, 2187642, 2446339, 2149882, 2119711, 2116305, 2062459, 2062456, 2062455, 2062453, 2732473, 2791378 & 2794352. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR