Was heißt »Polizist« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Polizist« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- politieagent (männlich)
- politieman (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Sein Vater ist Polizist.
Zijn vader is politieagent.
Er fragte den Polizisten, wie viele Menschen am Vortag bei Verkehrsunfällen ums Leben gekommen waren.
Hij vroeg aan de politieman hoeveel mensen de vorige dag omgekomen waren bij verkeersongevallen.
Der Polizist war betrunken.
De politieagent was dronken.
Der Polizist verfolgte den Einbrecher.
De politieman achtervolgde de inbreker.
Er ist Polizist geworden.
Hij is politieagent geworden.
Hij werd politieagent.
Der Polizist richtete seine Waffe auf den Mann.
De politieagent richtte zijn pistool op de man.
Der Polizist trennte die beiden Kämpfenden.
De politieagent haalde de twee vechtende mannen uit elkaar.
Der Polizist muss sagen: "So lautet das Gesetz."
De politieagent moet zeggen "Zo luidt de wet."
Der Dieb ergriff die Flucht, als der Polizist ihn sah.
De dief zette het op een lopen wanneer de politieagent hem zag.
Die Polizisten nahmen den Einbrecher fest.
De politieagenten arresteerden de inbreker.
Er entkam, als Polizist verkleidet.
Hij ontsnapte, verkleed als politieagent.
Der Polizist nahm dem Jungen das Messer ab.
De politieman nam de jongen het mes af.
Der Polizist trägt eine Gasmaske.
De politieagent draagt een gasmasker.
"Was werden Sie mit dem Geld tun?", fragte der Polizist.
Wat ga je met het geld doen, vroeg de politieagent.
Der Dieb rannte weg, als er einen Polizisten sah.
De dief liep weg toen hij een politieman zag.
John ist Polizist geworden.
John is politieagent geworden.
Der Polizist rettete das Kind vor dem Ertrinken.
De agent redde het kind van de verdrinkingsdood.
Der Polizist gab mir ein Zeichen anzuhalten.
De politieagent gaf me een teken om te stoppen.
Tom verkleidete sich als Polizist.
Tom verkleedde zich als politieagent.
Der Mann ist Polizist.
De man is politieagent.
Frag den Polizisten nach dem Weg.
Vraag de weg aan de politieagent.
Ihr Vater ist Polizist.
Haar vader is politieman.
Tom ist ein ehemaliger New Yorker Polizist.
Tom was bij de NYPD.
Der Polizist legte ihm ein Blatt Papier vor.
De politieagent legde een vel papier voor hem neer.
Der Polizist bedeutete ihm anzuhalten.
De politieagent maande hem te stoppen.
Ich bin ein Polizist.
Ik ben politieagent.
Der Polizist leuchtete mit der Taschenlampe in das Haus.
De politieagent scheen met zijn zaklantaarn in het huis.
Ich fragte den Polizisten nach dem Weg.
Ik vroeg de weg aan een politieman.
Tom öffnete die Tür und erschrak, als zwei Polizisten davor standen.
Tom opende de deur en schrok toen er twee politieagenten voor stonden.
Daniel dankte dem Polizisten.
Daniël bedankte de politieman.
Die Polizisten warfen Tränengasgranaten in das Gebäude.
De politieagenten gooiden traangasgranaten in het gebouw.
Synonyme
- Polizeibeamter:
- politiebeambte
Niederländische Beispielsätze
Ze werd politieagent.
Hij is politieagent.
Übergeordnete Begriffe
- Beamter:
- ambtenaar