Was heißt »Opfer« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Opfer« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- offer (sächlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Taschendiebe "arbeiten" oft zu zweit. Der eine Täter rempelt sein Opfer an, um es abzulenken, der andere bestiehlt das Opfer.
Pickpockets werken vaak twee aan twee. De ene dader loopt tegen zijn slachtoffer aan om hem te verstrooien en de andere besteelt het slachtoffer.
Junge Männer neigen dazu, Opfer ihrer eigenen Gier zu werden.
Jonge mannen zijn geneigd slachtoffer te worden van hun eigen gretigheid.
Tom ist das Opfer eines schrecklichen Verbrechens.
Tom is het slachtoffer van een verschrikkelijke misdaad.
Das Leben ist reich an Opfern und arm an Vergeltungen.
Het leven is rijk aan offers en arm aan vergeldingen.
Wir müssen Opfer bringen.
We moeten offers brengen.
War das Opfer ein Mann oder eine Frau?
Was het slachtoffer een man of een vrouw?
Die Palästinenser sind die Opfer einer rassistischen und kolonialistischen Politik.
De Palestijnen zijn het slachtoffer van een racistische en kolonialistische politiek.
Kriegsschiffe der Vereinigten Staaten halfen den Opfern des Tsunamis in der Küstenregion.
Oorlogsschepen van de Verenigde Staten hielpen de slachtoffers van de tsunami in de buurt van de kust.
Die Polizei hat seit der Verhaftung versucht, die Identität der Opfer festzustellen.
De politie heeft sinds de arrestatie geprobeerd om de identiteit van de slachtoffers te achterhalen.
Synonyme
- Blindgänger:
- blindganger
- dienstweigeraar
- doodloper
- echtbreker
- echtbrekster
- eenling
- einzelgänger
- flop
- fout
- grootspreker
- grootsprekster
- impotent (impotente)
- man
- mislukkeling
- mislukkelinge
- mislukking
- misser
- misslag
- pocher
- vrijgezel
- wanprestatie
- Einbuße:
- verlies
- Flasche:
- fles
- Hingabe:
- toewijding
- Krücke:
- kruk
- Pfeife:
- pijp
- Spende:
- schenking
- Verlierer:
- verliezer
- Wurst:
- worst
Untergeordnete Begriffe
- Gambit:
- gambiet