Was heißt »Num­mer« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Rufen Sie mich im Notfall unter dieser Nummer an.

In geval van nood, bel mij op dit nummer.

Ich fürchte, Sie haben die falsche Nummer.

Ik vrees dat u het verkeerde nummer heeft.

Sie müssen den Bus Nummer fünf nehmen.

U moet bus 5 nemen.

Jullie moeten bus 5 nemen.

Ich nahm den Bus Nummer 61.

Ik nam bus 61.

Du kannst mich unter dieser Nummer erreichen.

Je kunt me op dit nummer bereiken.

Kein Anschluss unter dieser Nummer.

Dit nummer is onbereikbaar.

Dieser Schuh ist eine Nummer größer.

Deze schoen is een maat groter.

Ich habe deine Nummer nicht.

Ik heb je nummer niet.

Zieh eine Nummer!

Trek een nummer.

Gib mir die Nummer.

Geef mij het nummer.

Tom gab Mary Johns Nummer.

Tom gaf Maria Johns nummer.

Warum wollte sie meine Nummer?

Waarom wilde ze mijn nummer?

Synonyme

Ge­schlechts­ver­kehr:

geslachtsgemeenschap

sexuele betrekkingen

Haus­num­mer:

huisnummer

Heft:

schrift

Ka­te­go­rie:

categorie

geleding

Li­ga:

liga

Mus­ter:

dessin

patroon

voorbeeld

Sex:

seks

Stück:

stuk

Ti­tel:

titel

Ver­kehr:

verkeer

Vor­ge­hens­wei­se:

handelwijze

modus procedendi

werkwijze

Zahl:

getal

Zif­fer:

cijfer

Niederländische Beispielsätze

• Het nummer van mijn kamer is 5.

• Ik wil hem telefoneren, hebt ge zijn nummer?

• Je hebt het verkeerde nummer gebeld.

• Dit nummer is voor een kinderkoor.

• Kun je mij je mobiele nummer geven?

• Ze belde het verkeerde nummer.

• Ze draaide het verkeerde nummer.

Übergeordnete Begriffe

Zahl:

getal

Untergeordnete Begriffe

Haus­num­mer:

huisnummer