Was heißt »Kraft« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ein neues Steuersystem tritt ab nächstem Jahr in Kraft.

Een nieuw belastingsysteem treedt het volgende jaar in voege.

Er widmet sich immer mit ganzer Kraft seiner Arbeit.

Hij wijdt zich altijd met al zijn krachten aan zijn werk.

Er vollendete die Aufgabe aus eigener Kraft.

Hij vervulde de taak op eigen krachten.

Die alte Frau hat keine Kraft um aufzustehen.

De oude vrouw heeft niet de kracht om op te staan.

Dieser Vertrag tritt ab Mitternacht in Kraft.

Deze overeenkomst wordt geldig vanaf middernacht.

Deze overeenkomst treedt om middernacht in kracht.

Ich werde Ihre Meinung bis an mein Lebensende bekämpfen, aber ich werde mich mit allen Kräften dafür einsetzen, dass Sie sie haben und aussprechen dürfen.

Ik zal mijn leven lang uw mening bestrijden, maar ik zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat u die mag hebben en uiten.

Ich bemühte mich nach Kräften, nicht zu lachen.

Ik deed al het mogelijke om niet te lachen.

Ik deed alles wat ik kon om niet te lachen

Die vereinte Kraft ist zur Herbeiführung des Erfolges wirksamer als eine zersplitterte oder geteilte.

Een verenigde kracht is doeltreffender om succes te boeken dan een versplinterde of verdeelde kracht.

Das Gesetz tritt in Kraft.

De wet treedt in werking.

Krieg ist Friede. Freiheit ist Sklaverei. Unwissenheit ist Kraft.

Oorlog is vrede. Vrijheid is slavernij. Onwetendheid is kracht.

In der Einheit liegt die Kraft.

De kracht ligt in de eenheid.

Kracht zit in eenheid.

Sie hat besondere Kräfte.

Ze heeft speciale krachten.

Tom ist fest dazu entschlossen, den Schiefen Turm von Pisa mit der Kraft seiner eigenen bloßen Hände wieder aufzurichten.

Tom is vastbesloten de scheve toren van Pisa met zijn eigen blote handen weer recht te zetten.

Ich habe keine Kraft mehr.

Ik heb geen kracht meer.

Die Kraft kommt von innen.

Kracht komt van binnen.

Synonyme

Ei­fer:

ijver

Elan:

elan

Ener­gie:

energie

Ge­walt:

geweld

Leis­tung:

prestatie

Mit­ar­bei­ter:

collega

medewerker

Schwung:

zwier

Stär­ke:

zetmeel

Vi­ta­li­tät:

vitaliteit

Wucht:

stootkracht

Niederländische Beispielsätze

• Onderschat mijn kracht niet.

• Moge de kracht met je zijn.

• Delila vroeg aan Simson: "Zeg me, waar haal je je kracht vandaan?"

Untergeordnete Begriffe

An­zie­hungs­kraft:

aantrekkingskracht

Ar­beits­kraft:

werkkracht

Gra­vi­ta­ti­on:

gravitatie

zwaartekracht

Scher­kraft:

schuifkracht

Schwer­kraft:

zwaartekracht