Was heißt »Hochzeit« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Hochzeit« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- bruiloft
- huwelijksfeest
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich war zu ihrer Hochzeit eingeladen.
Ik was uitgenodigd op hun huwelijksfeest.
Die Hochzeit der Römer ist vorbei.
De bruiloft van de Romeinen is voorbij.
De glorierijke dagen van de Romeinen zijn voorbij.
Ihre Hochzeit ist morgen.
Morgen is hun huwelijk.
Die Kirche ist für die Hochzeit mit Blumen geschmückt.
De kerk is versierd met bloemen voor de bruiloft.
Wann ist die Hochzeit?
Wanneer is de bruiloft?
Wie war die Hochzeit?
Hoe was de bruiloft?
Ich liebe Hochzeiten.
Ik hou van bruiloften.
Hochzeiten sind teuer.
Een huwelijk is duur.
Sie hatten beschlossen, die Hochzeit zu verschieben, bis ihr Bruder wieder aus dem Ausland zurückkommen würde.
Ze hadden besloten het huwelijk uit te stellen tot haar broer terug was gekomen uit het buitenland.
Die Hochzeit ist in zwei Wochen.
De bruiloft is over twee weken.
Du solltest etwas Geld für deine Hochzeit beiseite legen.
Je zou wat geld opzij moeten leggen voor jouw bruiloft.
Sie wollte die Hochzeit verschieben.
Ze wilde de bruiloft uitstellen.
Ich hasse Hochzeiten.
Ik haat bruiloften.
Von der Hochzeit meiner Großeltern gibt es ein Schwarz-Weiß-Dia aus Glas.
Er is een zwart-witglasplaat van de bruiloft van mijn grootouders.
Synonyme
- Boom:
- boom