Was heißt »Boom« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Boom« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • boom (männlich)

Synonyme

Hoch­zeit:
bruiloft
huwelijksfeest

Antonyme

Ab­schwung:
afsprong
Tal:
dal

Niederländische Beispielsätze

  • De storm heeft een boom omgewaaid.

  • De es is een boom.

  • Je ziet een boom.

  • Jullie zien een boom.

  • De hond jaagt de kat om de boom.

  • De eerste perziken vielen al van de boom.

  • Ik verstopte me achter een boom en kon van daaruit alles goed zien.

  • Tom viel onder de boom in slaap.

  • De zaag kon niet door de boom zagen.

  • Harde wind rukte de bladeren van de boom.

  • Ze zagen een kat in de boom klimmen.

  • Hij zag de vogel in de boom.

  • Tom plantte een boom.

  • Er stond een grote boom voor mijn huis.

  • De boom is hoger dan het dak.

  • De kat probeert in de boom te klimmen.

  • De appel valt van de boom.

  • Alle bladeren aan de boom werden geel.

  • Heb je ooit een boom geplant?

  • De kat probeert de boom te beklimmen.

Boom übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Boom. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Boom. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 11522445, 11522294, 11470051, 11470050, 11297611, 11137338, 11081397, 10942865, 10041577, 9837691, 9828799, 9568885, 9101638, 8997075, 8572020, 8296097, 8099142, 7770124, 7706652 & 7596186. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR