Was heißt »Hand« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Hand« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • hand

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Das Foto wurde von Hand zu Hand gereicht.

De foto ging van hand tot hand.

Sie gingen Hand in Hand.

Ze liepen hand in hand.

Gift in den Händen eines Weisen ist ein Heilmittel, ein Heilmittel in den Händen eines Toren ist ein Gift.

Gif in de handen van een wijze is een remedie, een remedie in de handen van een dwaas is gif.

Wenn man ihm den kleinen Finger gibt, so nimmt er die ganze Hand.

Als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand.

Sie schreibt mit der linken Hand.

Ze schrijft met de linkerhand.

Ich trage ein Buch in meiner Hand.

Ik heb een boek in mijn hand.

Warum hältst du meine Hände?

Waarom hou je mijn handen vast?

Hände hoch!

Handen omhoog!

Hast du dies von Hand genäht?

Heb je dit met de hand genaaid?

Er kann mit beiden Händen schreiben.

Hij kan met beide handen schrijven.

Er hat mir den Brief aus der Hand gerissen.

Hij rukte de brief uit mijn hand.

Wasch dir die Hände.

Was je handen.

Es stellte sich heraus, dass das Gerücht weder Hand noch Fuß hatte.

Het bleek dat dit gerucht noch kop noch staart had.

Wenn ich Dinge herstellen soll, habe ich zwei linke Hände.

Als ik iets moet maken, dan heb ik twee linkerhanden.

Sie waschen sich die Hände.

Zij wassen hun handen.

Heben Sie die Hand, wenn ich Ihren Namen aufrufe.

Steek uw hand op als ik uw naam roep.

Ich wasche mir die Hände.

Ik was mijn handen.

Ich wasche meine Hände in Unschuld.

Ik was mijn handen in onschuld.

Er wusch seine Hände in Unschuld.

Hij waste zijn handen in onschuld.

Jeder, der Englisch lernt, sollte ein gutes einsprachiges Englischwörterbuch zur Hand haben.

Iedereen die Engels leert zou een goed Engels verklarend woordenboek bij de hand moeten hebben.

Mit dem Hut in der Hand kommt man durch das ganze Land.

Met de hoed in de hand komt men door het ganse land.

Mehr Kinder, mehr Hände.

Meer kinderen, meer handen.

Meine Hand ist in warmem Wasser.

Mijn hand is in warm water.

Er hob die Hände.

Hij stak de handen omhoog.

Sie hat Blumen in der Hand.

Ze heeft bloemen in haar hand.

Viele Kinder, viele Hände.

Veel kinderen, veel handen.

Wasch dir das Gesicht und die Hände!

Was je gezicht en je handen.

Besser einen Spatz in der Hand als eine Taube auf dem Dach.

Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.

Nimm das Schwert aus deiner Hand!

Haal het zwaard uit je hand!

Der tapfere Ritter tritt vor und küsst der Dame die Hand.

De dappere ridder stapt naar voren en kust de dame de hand.

Wasche deine Hände mit Seife.

Was je handen met zeep.

Halte es mit beiden Händen fest.

Hou het vast met beide handen.

Wir waschen uns die Hände mit Seife.

We wassen onze handen met zeep.

Was hast du in der Hand?

Wat heb je in je hand?

Was haben Sie in der Hand?

Wat hebt u in uw hand?

Halt die Vase mit beiden Händen fest.

Hou de vaas vast met beide handen.

Hou de vaas met beide handen vast.

Wenn die Politiker den Eindruck machen, als hätten sie die Situation nicht mehr in der Hand, werden die Märkte nervös.

Als politici de indruk wekken dat ze de situatie niet meer in de hand hebben, worden de markten nerveus.

Für ihn würde ich die Hand ins Feuer legen.

Voor hem zou ik mijn hand in het vuur steken.

Ich esse mit meinen Händen.

Ik eet met mijn handen.

Wenn du jemandem die Hand gibst, sieh ihm in die Augen.

Als je iemand de hand geeft, kijk dan in zijn ogen.

Sie hat eine Blume in der Hand.

Zij heeft een bloem in haar hand.

Die Notwendigkeit einer theoretischen und praktischen Vorbereitung liegt auf der Hand.

De noodzaak van een theoretische en praktische voorbereiding ligt voor de hand.

Das erste Mal, als ich die Hand meiner Freundin festhielt, war in der Geisterbahn.

De eerste keer dat ik de hand van mijn vriendin vasthield was in het spookhuis.

Das hat weder Hand noch Fuß.

Daar is kop noch staart aan te krijgen.

Ich habe nur zwei Hände.

Ik heb maar twee handen.

Er verletzte sich mit einem Messer an der linken Hand.

Hij heeft zich aan de linkerhand gewond met een mes.

Ich weiß jetzt nicht, wo ich es gelassen habe, aber ich weiß sicher, dass ich es noch heute in meinen Händen hatte.

Ik weet zo één, twee, drie niet waar ik het heb gelaten, maar ik weet zeker dat ik het vandaag nog in mijn handen heb gehad.

Wenn die eine Hand die andere wäscht, werden beide sauber.

Als de ene hand de ander wast, worden ze allebei schoon.

Halt den Ball mit beiden Händen fest.

Hou de bal met beide handen vast.

Hände hoch! Dies ist ein Überfall.

Handen omhoog! Dit is een overval.

Während wir sprachen, suchten unsere Hände einander.

Terwijl we spraken, zochten onze handen elkaar.

Lass meine Hand nicht los!

Laat mijn hand niet los.

Maria wog es in der Hand.

Maria woog het in haar hand.

Du musst dir die Hände waschen.

Je moet je handen wassen.

Liegt die Antwort nicht auf der Hand?

Ligt het antwoord niet voor de hand?

Die Stadt fiel in die Hände des Feindes.

De stad viel in de handen van de vijand.

Tom hat große Hände.

Tom heeft grote handen.

Ich habe ein Wörterbuch in der Hand.

Ik heb een woordenboek in mijn hand.

Ich hab mein Wörterbuch nicht zur Hand.

Ik heb mijn woordenboek niet bij de hand.

Johannes’ Hand ist sauber.

De hand van Jan is rein.

In der Liebe sprechen Hände und Augen meist lauter als der Mund.

In de liefde spreken handen en ogen gewoonlijk luider dan de mond.

Was hast du da in der Hand?

Wat is dat in je hand?

Das Eichhörnchen fraß ihr aus der Hand.

Het eekhoorntje at uit haar hand.

Tom hat kleine Hände.

Tom heeft kleine handen.

Liisa legte Markku die Hand auf die Schulter.

Liisa legde haar hand op Markku's schouder.

Ich habe zwei linke Hände.

Ik heb twee linkerhanden.

Wir wuschen uns die Hände.

We wasten onze handen.

Melanie hat eine Spinne mit der Hand getötet.

Melanie heeft een spin met haar hand gedood.

Die Flasche, die Tom in Händen hielt, hatte ein violettes Etikett.

De fles die Tom vasthield had een paars etiket.

Halten Sie Ihre Hand vor den Mund, wenn Sie husten, niesen oder gähnen!

Hou uw hand voor uw mond wanneer u hoest, niest of geeuwt.

Er hob die Hand.

Hij stak zijn vinger op.

Er hat Blut an den Händen.

Hij heeft bloed aan de handen.

Reibe dir nie mit schmutzigen Händen die Augen!

Wrijf nooit in je ogen wanneer je handen vuil zijn.

Sind eure Hände sauber?

Zijn jullie handen schoon?

Während ich meinen Schreibtisch ausräumte, fiel mir dieses alte Bild in die Hände.

Toen ik mijn bureau aan het opruimen was, kwam ik deze oude foto tegen.

Der Journalist hörte aus erster Hand von dem Krieg.

De journalist hoorde over de oorlog uit eerste hand.

Nimm meine Hand und schau mir in die Augen.

Neem mijn hand en kijk me in de ogen.

Solch kleines Hündchen muss man in der Hand tragen.

Zo'n klein hondje kan je op je hand dragen.

Wasch dir die Hände mit Wasser und Seife.

Was je handen met water en zeep.

Hände waschen!

Handen wassen!

Ich habe kleine Hände.

Ik heb kleine handen.

Tom hat mit bloßen Händen einen Fisch gefangen.

Tom heeft met blote handen een vis gevangen.

Tom fing mit bloßen Händen einen Fisch.

Tom heeft een vis gevangen met zijn blote handen.

Tom fasste den heißen Herd an und verbrannte sich die Hand.

Tom raakte het hete fornuis aan en verbrandde zijn hand.

In seiner Hand wurde Blei zu Gold.

In zijn hand werd lood goud.

Tom vergaß, sich die Hände zu waschen.

Tom is vergeten om zijn handen te wassen.

Du hast kalte Hände.

Je handen zijn koud.

Deine Hand sieht schwer aus. Lass mich sie halten!

Jouw hand ziet er zwaar uit. Laat me ze even voor je vasthouden.

Die Hand hat fünf Finger: Daumen, Zeige-, Mittel-, Ring- und kleinen Finger.

De hand heeft vijf vingers: duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.

Freunde sind wie Sand. Wenn du deine Hände nicht richtig verschließt, sickern sie einfach durch.

Vrienden zijn net als zand. Als je je handen niet goed dichtdoet, sijpelen ze er gewoon doorheen.

Tom und Maria waschen sich die Hände.

Tom en Maria wassen hun handen.

Die Kinder streckten ihre Hände in die Höhe.

De kinderen staken hun handen omhoog.

Niemand geht mit leeren Händen fort.

Niemand gaat met lege handen weg.

Die Wäsche von Hand zu waschen ist anstrengend und zeitaufwendig.

Het wasgoed met de hand wassen is vermoeiend en tijdrovend.

Meine Hände sind schmutzig. Ich habe mein Fahrrad repariert.

Mijn handen zijn vuil. Ik heb mijn fiets hersteld.

Manche Leute essen Sushi mit den Händen.

Sommige mensen eten sushi met hun handen.

Du kannst nicht immer die Hand über sein Haupt halten.

Je kunt niet altijd je hand boven zijn hoofd houden.

Sie hat eine Blume in ihrer Hand.

Ze heeft een bloem in haar hand.

Sei so lieb und wasch dir die Hände!

Wees eens lief en was je handen!

Tom ging in die Küche, um sich die Hände zu waschen.

Tom ging de keuken in om zijn handen te wassen.

Synonyme

Faust:
vuist
Pfo­te:
poot
Pran­ke:
klauw

Antonyme

Fuß:
voet

Niederländische Beispielsätze

  • Wat is er aan de hand?

  • Als je dat zegt, is het omdat je niet in de gaten hebt wat er aan de hand is.

  • De man stak zijn hand op om een vraag te stellen.

  • Het lag voor de hand dat ze gelogen hadden.

  • Het ligt zo voor de hand dat er geen bewijs nodig is.

  • Het is zo voor de hand liggend dat er geen bewijs vereist is.

  • De verse aardbeien gingen als warme broodjes van de hand.

  • Zeg me wat er aan de hand is!

  • Ik dacht dat het voor de hand lag.

  • Het kleine witte konijn vroeg: ''Wat is er aan de hand?''

  • Het boek van Tom over zijn leven met Maria ging als verse broodjes van de hand.

  • Wat is er met jou aan de hand? Je bent zo wit als een doek!

  • Er is iets raars aan de hand.

  • "Wat is er aan de hand?" "De sleutel is verdwenen." "Welke sleutel?" "De fietssleutel."

  • Nou, wat is er aan de hand?

  • Is er iets met hem aan de hand?

  • Op straat is er niets aan de hand.

  • De situatie is uit de hand gelopen.

  • Ik heb dit in de hand.

  • Jim stak zijn hand op.

Übergeordnete Begriffe

Kör­per­teil:
lichaamsdeel
Schreib­wei­se:
schrijfwijze

Untergeordnete Begriffe

Fin­ger:
vinger
Mit­tel­fin­ger:
middelvinger

Hand übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Hand. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Hand. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 1290553, 2209031, 6059419, 627, 356533, 368728, 370475, 379828, 402519, 409093, 414512, 440775, 457098, 557891, 606953, 614627, 626240, 631977, 637698, 638404, 657040, 659177, 660698, 662253, 666564, 675051, 723295, 752326, 762199, 840124, 882350, 913548, 924349, 1008230, 1008231, 1013921, 1030229, 1129805, 1144498, 1185539, 1205331, 1224489, 1236086, 1246912, 1385592, 1399069, 1456787, 1510179, 1544289, 1576042, 1613993, 1710547, 1790410, 1790627, 1870184, 1911219, 1946564, 2167359, 2168230, 2221769, 2286931, 2448362, 2558728, 2694537, 2834686, 2869885, 2980842, 3093291, 3171528, 3236119, 3280457, 3289273, 3399657, 3792120, 3813306, 3926621, 4276265, 4775234, 4853068, 5084608, 5305821, 5336807, 5336812, 5785637, 5817464, 5964320, 6036220, 6116295, 6143749, 6275119, 6557446, 6670841, 6681839, 6734095, 6952662, 7347079, 7806525, 7978618, 8098167, 8099777, 394893, 1206882, 1479098, 3306496, 3306501, 3306505, 3379858, 3684225, 4241593, 4983527, 5277996, 6079983, 6595847, 7694926, 8104856, 8208679, 8317557, 8418699, 8464906 & 8759657. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR