Was heißt »Dun­kel­heit« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Jemand rief meinen Namen in der Dunkelheit.

Iemand riep mijn naam in het duister.

Sie konnte ihre Furcht vor der Dunkelheit nicht überwinden.

Ze kon haar angst voor de duisternis niet overwinnen.

Die Bergsteiger erreichten den Gipfel vor Einbruch der Dunkelheit.

De bergbeklimmers bereikten de top voor het donker werd.

Besser ist es, ein Licht anzuzünden, als auf die Dunkelheit zu schimpfen.

Beter om een lichtje aan te steken dan te klagen over de duisternis.

Normalerweise fliegen Fledermäuse in der Dunkelheit.

Gewoonlijk vliegen vleermuizen in het duister.

Wir hoffen, den Gipfel vor Eintritt der Dunkelheit zu erreichen.

We hopen de bergtop te bereiken voor het donker.

Wir können einem Kind leicht vergeben, wenn es Angst vor der Dunkelheit hat, doch die große Tragödie des Lebens geschieht dann, wenn Erwachsenen vor dem Licht Angst ist.

We kunnen een kind met gemak vergeven wanneer hij bang is voor het donker, maar de grote tragedie van het leven gebeurt wanneer volwassenen bang zijn voor het licht.

Tom hat Angst vor der Dunkelheit.

Tom is bang voor het donker.

Langsam gewöhnten sich seine Augen an die Dunkelheit.

Zijn ogen wenden geleidelijk aan het duister.

Wenn wir noch vor Einbruch der Dunkelheit zu Hause sein wollen, dann müssen wir jetzt los.

Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.

Sie verlässt nach Einbruch der Dunkelheit praktisch niemals das Haus.

Ze verlaat praktisch nooit het huis als het donker is.

Ze verlaat bijna nooit het huis na het invallen van het duister.

Was machst du denn da in der Dunkelheit?

Wat doe je daar nou in het donker?

Sinnverwandte Wörter

Nacht:

nacht

Schat­ten:

schaduw

Antonyme

Hel­lig­keit:

helderheid

Licht:

licht