Was heißt »wach­sen« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Bevölkerung dieser Stadt wächst.

De bevolking van deze stad neemt toe.

Ich wuchs mit Pokemon auf.

Ik ben met Pokemon groot geworden.

Reis wächst in warmen Ländern.

Rijst groeit in warme landen.

Geld wächst nicht auf Bäumen, weißt du.

Het geld groeit me niet op de rug, weet je.

Ob du deinen Bart vier oder sieben Jahre lang wachsen lässt, unter dem Messer des Barbiers fällt er in der gleichen Zeit.

Of ge uw baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de barbier valt hij in evenveel tijd.

Of je nu je baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de kapper valt hij in dezelfde tijd.

Pflanzen wachsen schnell, wenn es geregnet hat.

Planten groeien snel na regen.

Die Bevölkerung wächst.

De bevolking groeit.

Zwischen den Blumen wuchs viel Unkraut.

Tussen de bloemen groeide er veel onkruid.

Veronica! Der Lenz ist da! Mein Spargel wächst!

Veronica! De lente is daar! Mijn asperge groeit!

Das Gras wächst nach dem Regen gut.

Het gras groeit goed na de regen.

Äpfel wachsen auf Bäumen.

Appels groeien op bomen.

Reis wächst in warmen Klimazonen.

Rijst groeit in warme klimaten.

Wenn du diese Wasserpistole haben willst, spar selbst dafür. Ich kann nicht weiter Spielsachen für dich kaufen. Auf meinem Rücken wächst kein Geld.

Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.

Ein Schnurrbart wächst auf der Oberlippe.

Een snor groeit op de bovenlip.

Toms Haar wächst.

Toms haar groeit.

Geld wächst nicht auf Bäumen.

Geld groeit niet aan de bomen.

Die Pflanzen wachsen.

De planten groeien.

Lügen und Lawinen wachsen immer.

Leugens en lawines groeien altijd.

Jeder Vogel singt, wie ihm der Schnabel gewachsen ist.

Elke vogel zingt zoals hij gebekt is.

Spaghetti wachsen nicht auf Bäumen.

Spaghetti groeit niet aan bomen.

Sie wuchs in der Deutschen Demokratischen Republik auf.

Ze is opgegroeid in de Duitse Democratische Republiek.

Ze is opgegroeid in de DDR.

Die Spannungen zwischen den USA und Russland wachsen.

De spanningen tussen de Verenigde Staten en Rusland nemen toe.

Marie ist gewachsen.

Marie is gegroeid.

Größtenteils wachsen Eichen in diesem Klima.

Eiken groeien voornamelijk in dit klimaat.

Dummheit und Stolz wachsen auf einem Holz.

Domheid en trots groeien op hetzelfde hout.

Teakbäume wachsen nicht in Boston, mein Lieber, sondern nur in Asien.

Teakbomen groeien niet in Boston, mijn beste, alleen in Azië.

Auf der Antarktis wachsen keine Bäume.

Op Antarctica groeien er geen bomen.

Auf trockenem Erdreich wächst nicht einmal Gras.

Op droge grond groeit zelfs geen gras.

Ich höre das Gras wachsen.

Ik kan het gras horen groeien.

Ich wuchs in einer gebirgigen Region auf.

Ik ben in een bergachtig gebied opgegroeid.

Mache Fehler, lerne daraus und wachse!

Maak fouten, leer ervan en groei!

Bei dieser zweiten Lüge wuchs seine Nase noch einige Zentimeter weiter.

Na deze tweede leugen werd zijn neus nog enkele duimen langer.

Wenn man sich das Haar rasiert, so wächst es dichter wieder nach.

Als je je haar scheert, groeit het weer dikker terug.

Sie sind gewachsen.

U bent groot geworden.

Der Baum hat aufgehört zu wachsen.

De boom is gestopt met groeien.

Maria wächst zweisprachig auf: mit Mama Akiko spricht sie Japanisch, mit Papa Tom spricht sie Deutsch.

Maria groeit tweetalig op: met Mama Akiko spreekt ze Japans, en met Papa Tom spreekt ze Duits.

Du wächst noch.

Je bent nog steeds aan het groeien.

Pflanzen wachsen dem Sonnenlicht entgegen.

Planten groeien naar het zonlicht.

Trauben wachsen an Weinstöcken.

Druiven groeien aan wijnstokken.

Synonyme

ent­fal­ten:

ontplooien

ent­wi­ckeln:

ontwikkelen

Antonyme

schrump­fen:

verschrompelen

Niederländische Beispielsätze

• Kinderen groeien zo vlug.

• Tussen beiden begon de liefde te groeien.