Was heißt »ver­mis­sen« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich vermisse dich.

Ik mis je.

Wir vermissen dich sehr.

We missen je heel erg.

Ich habe dich gestern sehr vermisst.

Ik heb je gister heel erg gemist.

Er vermisst seine Familie.

Hij mist zijn gezin.

Ich vermisse dich schrecklich.

Ik mis je verschrikkelijk.

Wenn ich dieses Lied höre, denke ich an dich und vermisse dich.

Wanneer ik dit lied hoor, denk ik aan jou en mis ik je.

Wir haben dich gestern sehr vermisst.

We hebben u gisteren erg gemist.

Wir vermissen dich alle sehr.

We missen je allemaal heel erg.

Ich werde dich vermissen.

Ik zal je missen.

Deine Freunde werden dich vermissen.

Je vrienden zullen je missen.

Ich werde dich sehr vermissen.

Ik zal je erg missen.

Wir werden dich sehr stark vermissen.

We zullen je heel erg missen.

Ich beginne, meine Freundin zu vermissen.

Ik begin mijn vriendin te missen.

Ich habe den britischen Akzent so sehr vermisst.

Ik heb het Britse accent heel erg gemist.

Wenn du gehst, werde ich dich sehr vermissen.

Als je weggaat, zal ik je heel erg missen.

Nach der Überschwemmung wurden drei Menschen vermisst.

Drie mensen worden vermist na de overstroming.

Tom vermisst dich.

Tom mist je.

Tom vermisst euch.

Tom mist jullie.

Tom vermisst Sie.

Tom mist u.

Das alte Paar gab seinen Sohn als vermisst auf.

Het oude paar gaf hun zoon op als vermist.

Ich vermisse meine Eltern.

Ik mis mijn ouders.

Wenn du mich vermisst, so ruf mich an!

Als je me mist, bel me.

Tom vermisst seine Frau.

Tom mist zijn vrouw.

Ich habe euch ja so vermisst!

Ik heb jullie zo gemist!

Ein Kind wird vermisst.

Er is een kind vermist.

Er wordt een kind vermist.

Ich werde Boston sehr vermissen.

Ik ga Boston heel erg missen.

Wir vermissen dich.

We missen je.

Ich vermisse Boston.

Ik mis Boston.

Tom vermisste Maria.

Tom miste Maria.

Tom vermisste seine Freunde.

Tom miste zijn vrienden.

Ich habe dich gestern sehr vermisst!

Ik heb je gisteren echt gemist!

Ich werde sie ganz klar vermissen.

Ik zal ze zeker missen.

Ich vermisse Toms Lächeln.

Ik mis de glimlach van Tom.

Sie vermisst ihren Ex.

Ze mist haar ex.

Synonyme

ent­beh­ren:

ontberen

ontbreken

feh­len:

mankeren

ontbreken

schorten

ver­lan­gen:

verlangen

Niederländische Beispielsätze

• Dat is iets dat we niet kunnen missen.

• Jullie missen niets.

• We missen hem.

• Je gaat de trein missen als je niet opschiet.

• Gissen is missen.

• Ik zal jou ook missen.

• Ik ga je missen, Tom.

• Ik haastte mij om de trein niet te missen.

• Tom wil zijn vlucht niet missen.

• Hij haastte zich om de trein niet te missen.

• We hadden schrik dat we de trein zouden missen.