Was heißt »tan­zen« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich kann nicht einen Schritt Salsa tanzen.

Ik kan zelfs niet één stap salsa dansen.

Aoi tanzt gut.

Aoi danst goed.

Heute Abend gehen wir tanzen.

Vanavond gaan we dansen.

Wie gut Aoi tanzt!

Wat danst Aoi goed!

Du kannst doch tanzen, oder?

Ge kunt toch dansen, ja?

Je kan dansen, nietwaar?

Ich tanze gerne.

Ik dans graag.

Marie tanzt gut.

Maria danst goed.

Aoi tanzt.

Aoi danst.

Meine Freundin kann gut tanzen.

Mijn vriendin kan goed dansen.

Heute gehen wir tanzen.

Vandaag gaan we gaan dansen.

Willst du mit mir tanzen?

Wil je met me dansen?

Wil je met mij dansen?

Sie will tanzen.

Zij wil dansen.

Lass uns tanzen, mein Liebling.

Laten we dansen, lieverd!

Judy tanzt gern.

Judy danst graag.

Sie hat mit ihm getanzt.

Ze heeft met hem gedanst.

Wie schade, dass du nicht tanzen kannst!

Wat jammer dat je niet kan dansen!

Judy tanzt sehr gut.

Judy danst zeer goed.

Sollen wir tanzen?

Zullen we dansen?

Ich tanze gern, und ich mag es, in angenehmer Gesellschaft zu reisen.

Ik dans graag en ik reis graag in goed gezelschap.

Sie tanzte mit ihm.

Ze danste met hem.

Rola tanzte anmutig.

Rola danste sierlijk.

Lola tanzte anmutig.

Lola danste sierlijk.

Laura tanzte anmutig.

Laura danste sierlijk.

Ich will tanzen.

Ik wil dansen.

Yoko tanze mit einer Grazie, die uns verblüffte.

Yoko danste met een onverwachtse sierlijkheid.

Lass uns tanzen.

Laten we dansen.

Maria tanzt Hula.

Maria danst de hoela.

In einem Manga sah ich, wie eine Frau aus Tonga in einem mangofarbigen Tanga Tango tanzte.

In een manga zag ik hoe een vrouw uit Tonga in een mangokleurige tanga de tango danste.

Kann ich hier tanzen?

Kan ik hier dansen?

Ich kann nicht tanzen.

Ik kan niet dansen.

Kannst du tanzen?

Kun je dansen?

Ich tanze.

Ik dans.

Ich tanzte mit der hundertsten Frau.

Ik danste met de honderdste vrouw.

Wollen Sie mit mir tanzen?

Wilt u met me dansen?

Wilt u met mij dansen?

Wir tanzen zusammen.

Wij dansen samen.

Aber ich kann doch jetzt hier nicht tanzen!

Maar ik kan nu hier toch niet dansen!

Warum tanzt du nicht?

Waarom dans je niet?

Warum tanzt ihr nicht?

Waarom dansen jullie niet?

Du kannst nicht tanzen, nicht wahr?

Je kan niet dansen, of wel?

Er will tanzen.

Hij wil dansen.

Einer, der tanzt, kann sich nicht gleichzeitig bewundern.

Wie danst kan niet tegelijk zichzelf bewonderen.

Ich will nicht tanzen.

Ik wil niet dansen.

Sie möchte tanzen.

Zij wil graag dansen.

Wenn die Katze aus dem Haus ist, tanzen die Mäuse auf dem Tisch.

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Und dann fingen alle an zu tanzen.

En toen begon iedereen te dansen.

Tom tanzte.

Tom danste.

Das Mädchen singt und tanzt und dann lacht es mich an.

Het meisje zingt en danst en lacht dan naar me.

Alle tanzen.

Iedereen danst.

Ich kann schon tanzen.

Ik kan al dansen.

Glaubtest du wirklich, dass ich mit dir tanzen werde?

Dacht je echt dat ik met je zou dansen?

Ich bat Maria, mit mir zu tanzen.

Ik vroeg Mary ten dans.

Ik vroeg Mary om met mij te dansen.

Ich kann tanzen.

Ik kan dansen.

Möchtest du tanzen?

Wil je dansen?

Sie fingen zu tanzen an.

Ze begonnen te dansen.

Ich möchte gerne tanzen lernen.

Ik wil graag leren dansen.

Ik wil leren dansen.

Außerdem kann ich nicht tanzen.

Bovendien kan ik niet dansen.

Hast du mich tanzen gesehen?

Heb je me zien dansen?

Tom wollte mit Maria tanzen.

Tom wou dansen met Mary.

Tom wou dansen met Marie.

Ich möchte gerne mit dir tanzen.

Ik wil graag met je dansen.

Komm, wir tanzen zu ihrem Lied.

Laten we dansen op haar lied.

Hoffentlich hat mich keiner tanzen sehen.

Ik hoop dat niemand me heeft zien dansen.

Eine gute Nachricht gefällig? Dann tanze!

Wil je goed nieuws horen? Ga maar dansen!

Ich will einfach bloß tanzen.

Ik wil alleen maar dansen.

Tom begann zu tanzen.

Tom begon te dansen.

Wollt ihr tanzen?

Willen jullie dansen?

Wollen Sie tanzen?

Wilt u dansen?

Tom tanzt sehr gut.

Tom danst erg goed.

Tom und Maria tanzen nicht gern.

Tom en Maria houden niet van dansen.

Warum tanzt ihr?

Waarom dansen jullie?

Nachdem Maria von der Tanzfläche gelaufen war, tanzte Tom einfach mit einer anderen weiter.

Nadat Maria van de dansvloer was weggelopen, danste Tom gewoon met een ander verder.

Warum tanzt du?

Waarom dans je?

Tom will tanzen.

Tom wil dansen.

Er tanzt.

Hij danst.

Tom hatte noch nie langsam mit einem Mädchen getanzt.

Tom had nog nooit eerder met een meisje geschuifeld.

Synonyme

schwir­ren:

zoem

Niederländische Beispielsätze

• Ik ben moe van het dansen.

• Aan acht jaar begon ze te dansen.

• Kom met me dansen!

• Ze begon te dansen toen ze acht was.

• Ik zou graag willen leren dansen.

• Blijf dansen.

• Hou je van dansen?

• Houden jullie van dansen?

Übergeordnete Begriffe

be­we­gen:

bewegen