Was heißt »so­wie­so« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Einen Beruf brauchst du ja sowieso.

Je hebt sowieso een baan nodig.

Wir werden sowieso alle sterben.

We gaan allemaal toch dood.

Ich habe dafür sowieso schon bezahlt.

Ik heb er toch al voor betaald.

Keine Sorge! Hier passiert sowieso nie etwas.

Maak je geen zorgen! Hier gebeurt nooit iets dergelijks.

Maak je niet druk! Hier gebeurt nooit iets dergelijks.

Synonyme

al­le­mal:

steeds

al­ler­dings:

echter

eh:

in ieder geval

frei­lich:

weliswaar

oh­ne­hin:

hoe dan ook

Niederländische Beispielsätze

• Dat is een beetje raar, toch?

• Jij houdt toch van pindakaas?

• Zo oud zijn jullie toch ook weer niet.

• Meerdere getuigen hebben tegen haar getuigd, maar ze werd toch vrijgesproken.

• Dat lukt toch nooit.

• ''Zet eens een kopje thee voor me, Tom,'' zei Maria, ''en als je toch bezig bent, zet gelijk ook maar een plaat op!''

• Probeer toch op zijn minst op tijd te komen.

• Je kan op zijn minst proberen, toch?

• ''Hoe laten we de wereld zien dat we dommeriken zijn geworden?'' – ''Wat we eigenlijk helemaal niet zijn!'' – ''Natuurlijk niet, maar de wereld moet het toch geloven.''

• Zo vreemd is het toch niet?

• Dat kan je toch niet menen.

• Hij is dokter, toch?

• Zeg toch dat we niet hebben gefaald.

• Dat wist je al, toch?

• Wat skiën ze toch slecht!

• Jij en Tom zijn toch goede vrienden?

• Tom is getrouwd, toch?

• Hou toch op!

• Wat blaast het toch!

• Tom was toch een vriend van jou?