Was heißt »qua­si« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Das Genie schafft mögliche Welten, es wird zum Schöpfer und damit quasi zum Gott.

Het genie brengt mogelijke werelden voort en wordt zo tot schepper en bijna tot god.

Wir sind quasi eine Familie.

We zijn haast een gezin.

We zijn praktisch gezien familie.

We zijn praktisch familie.

We zijn nagenoeg familie.

Synonyme

ei­gent­lich:

eigenlijk

fast:

bijna

haast

gleich­sam:

als het ware

prak­tisch:

handig

wei­test­ge­hend:

vergaand

Antonyme

ganz:

gaaf

heel

onbeschadigd

ongebroken

nicht:

niet

Niederländische Beispielsätze

• Tom is praktisch.

• De Titanic werd beschouwd als praktisch onzinkbaar.

• We zijn praktisch broers.

• De oorlog is praktisch voorbij.

• Tom doet dat vrijwel nooit.

• Tom doet dat vrijwel niet meer.

• Tom eet praktisch geen vlees meer.

• Ze spreken vrijwel nooit Frans.

• Mijn broer gaat vrijwel nooit naar de kerk.

• Tom gaat vrijwel nooit naar de kerk.

• Ze verlaat praktisch nooit het huis als het donker is.

• Hij gaat praktisch nooit naar de bioscoop.

• Tom is een erg praktisch, nuchter mens.

• Wij beiden begonnen vrijwel gelijktijdig te glimlachen.

• Dat is niet praktisch.

• Tom wast zijn haar vrijwel dagelijks.

• Linialen zijn praktisch om rechte lijnen te tekenen.

• In het echt zijn koningen machtig, maar met schaken zijn ze vrijwel nutteloos.

• Het tegenovergestelde van onpraktisch is praktisch.

• Linealen zijn praktisch om rechte lijnen te trekken.