Was heißt »pünktlich« auf Niederländisch?

Das Adjektiv »pünktlich« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Unser Englischlehrer ist immer pünktlich.: Onze leraar Engels is altijd op tijd.
Er ist immer pünktlich.: Hij is altijd punctueel.
Er ist pünktlich.: Hij is precies op tijd.; Hij is op tijd.; Hij is punctueel.; Hij is bijtijds.
Komme pünktlich um 10 Uhr.: Kom om precies tien uur.
Der Zug kam pünktlich an.: De trein kwam stipt op tijd.
Tom kommt nie pünktlich.: Tom komt nooit op tijd.
Der Zug ist heute pünktlich.: Vandaag is de trein op tijd.
Versuche wenigstens, pünktlich zu sein!: Probeer toch op zijn minst op tijd te komen.
Der Präsident kommt nie pünktlich.: De president komt nooit op tijd.
Er kommt immer pünktlich.: Hij is altijd op tijd.
Versuche, von heute an pünktlich zu kommen.: Vanaf vandaag, probeer op tijd te komen.
Tom hatte einen guten Grund, seine Miete nicht pünktlich zu zahlen.: Tom had een goede reden om zijn huur niet op tijd te betalen.
Die Waldtiere waren pünktlich, nur der Fuchs kam zu spät.: De bosdieren waren op tijd, alleen de vos kwam te laat.
Tom ist üblicherweise pünktlich und Maria zu spät.: Tom is meestal op tijd en Maria te laat.
Sei pünktlich.: Wees op tijd.
Du hast Glück. Das Flugzeug ist pünktlich.: Je hebt geluk. Het vliegtuig is op tijd.
Sie haben Glück. Das Flugzeug ist pünktlich.: U heeft geluk. Het vliegtuig is op tijd.; Ze hebben geluk. Het vliegtuig is op tijd.
Normalerweise bin ich pünktlich.: Normaal gesproken ben ik punctueel.

Op mijn horloge is het stipt negen uur.