Was heißt »le­ben­dig« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Aus irgendeinem Grund fühle ich mich nachts lebendiger.

Om de één of andere reden ben ik 's nachts levendiger.

Ist die Schlange tot oder lebendig?

Is die slang dood of levend?

Die Ärzte hielten ihn für tot, aber heute ist er immer noch lebendig und gesund und hat Arbeit und eine Familie.

De dokters dachten dat hij dood was, maar vandaag is hij gezond en wel en hij heeft werk en een familie.

Er wurde lebendig begraben.

Hij werd levend begraven.

Sie wurde lebendig begraben.

Ze werd levend begraven.

Synonyme

ak­tiv:

actief

far­big:

gekleurd

kleurig

frisch:

fris

quir­lig:

beweeglijk

exuberant

rüh­rig:

bezig

tä­tig:

bezig

um­trie­big:

gedreven

wach:

wakker

Antonyme

lahm:

lam

leb­los:

levenloos

ontzield

tot:

dood

Niederländische Beispielsätze

• Geen van jullie komt hier levend uit.

• Alle honden zijn levend.

• Ik moet een levend exemplaar hebben van deze wezens.

• We hebben hem levend gevonden.

• Ze had nog steeds de hoop niet opgegeven dat haar hond levend gevonden zou worden.