Was heißt »fair« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Das ist nicht fair.

Dat is niet eerlijk.

Das Leben ist nicht fair.

Het leven is niet eerlijk.

Der Schweizer Psychologe Claude Piron sieht in der Anwendung des Esperantos „ein Verfahren, sich kulturübergreifend zu verständigen, welches fairer ist als jedes andere“.

De Zwitserse psycholoog Claude Piron beschouwt de toepassing van Esperanto "rechtvaardiger dan gelijk welke andere manier van communiceren tussen verschillende culturen".

Sei fair!

Wees eerlijk.

Wees openhartig.

Er empfahl uns fair zu spielen.

Hij raadde ons aan sportief te spelen.

Synonyme

ad­äquat:

adequaat

ak­zep­ta­bel:

aanvaardbaar

an­ge­mes­sen:

adequaat

passend

redelijk

an­nehm­bar:

aanvaardbaar

an­stän­dig:

fatsoenlijk

netjes

be­zahl­bar:

betaalbaar

bil­lig:

goedkoop

Bud­get:

begroting

budget

christ­lich:

christelijk

ent­spre­chend:

passend

er­schwing­lich:

betaalbaar

ge­recht­fer­tigt:

gerechtvaardigd

güns­tig:

goedkoop

kreuz­brav:

onberispelijk

okay:

OK

oké

or­dent­lich:

netjes

preis­wert:

goedkoop

ver­nünf­tig:

verstandig

ver­tret­bar:

aanvaardbaar

acceptabel

verantwoord

Niederländische Beispielsätze

• Om eerlijk te zijn heb ik het niet gemerkt.

• Ik ben eerlijk.

• Dat klinkt eerlijk.

• Bill is altijd eerlijk.

• Dat, mijn liefste, is eerlijk gezegd het minste van mijn zorgen.

• Om eerlijk te zijn.

• We moeten eerlijk tegen elkaar zijn.

• Het is moeilijk om eerlijk te zijn.

• Hij lijkt mij eerlijk.

• Vind je dit eerlijk?

• Maria, ik ben bang dat Tom niet helemaal eerlijk met je is geweest.

• Die politicus is totaal niet eerlijk.

• Het maakt me niet uit, om heel eerlijk te zijn.

• Als je eerlijk bent, dan neem ik je aan.

• Ik mag hem omdat hij eerlijk is.

• Een eerlijk man steelt nooit geld.

• Laat ons eerlijk zijn.

• Ik denk dat ze eerlijk is.

• Om eerlijk te zijn: ik heb altijd gelijk.

• De jongen is heel eerlijk.