Was heißt »preis­wert« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Dieser Artikel ist preiswert.

Dit product is een koopje.

Möglicherweise den roten? Der ist preiswerter.

Misschien de rode? Die is goedkoper.

Dieses Kleid ist preiswert.

Deze jurk is goedkoop.

Synonyme

be­zahl­bar:

betaalbaar

Bud­get:

begroting

budget

er­schwing­lich:

betaalbaar

fair:

eerlijk

Niederländische Beispielsätze

• We hebben in een goedkoop hotel overnacht.

• We verbleven in een goedkoop hotel.

• Kunt u een goedkoop pension aanbevelen?

• Het vlees is goedkoop.

• In de woestijn is zand goedkoop.

• Vis is goedkoop vandaag.

• Sinaasappels zijn niet zo goedkoop als bananen.

• Het is heel goedkoop.

• Het is het seizoen voor paddestoelen, daarom zijn ze zo goedkoop.

• Het is niet goedkoop om hier te eten.

• De kaas is niet goedkoop, hij is duur.

• Het leek zo goedkoop.

• We overnachtten in een goedkoop hotel.

• Het zag er goedkoop uit.

• Het leek goedkoop.

• Wow! Dat is goedkoop!

• Dit artikel is goedkoop.

• Het is eenvoudig te maken en goedkoop.

• Ons eten is goedkoop.

• Hier zijn appels goedkoop.