Was heißt »Wald« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Wald« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- bos
- woud
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Sie verschwand langsam im nebeligen Wald.
Ze verdween langzaam in het nevelige bos.
Er lebt alleine im Wald.
Hij woont alleen in het bos.
Er sieht den Wald vor lauter Bäumen nicht.
Hij ziet door de bomen het bos niet meer.
Der Wald ist voller Bäume.
Het bos staat vol bomen.
Ich verlief mich im Wald.
Ik ben verdwaald in het bos.
Vögel sangen im Wald.
Vogels zongen in het bos.
Er kann vor lauter Bäumen den Wald nicht sehen.
Hij ziet het bos niet door al die bomen.
Im Wald leben wilde Tiere.
In het bos leven wilde dieren.
Der Mann versteckte sich in einem dichten Wald.
De man verstopte zich in een dicht bos.
Man glaubt, dass es in diesem Wald Geister gibt.
Men zegt dat er in dit bos spoken zitten.
Wir sind im Wald.
We zijn in het bos.
Er hat sich im Wald verlaufen.
Hij is verdwaald in het bos.
Der Wald brennt.
Het bos brandt.
Rette die Wälder für deine Enkel!
Red het bos voor je kleinkinderen!
Ein Drittel des Territoriums der Schweiz ist von Wäldern bedeckt.
Een derde van het Zwitsers grondgebied bestaat uit bossen.
Maria und Tom beschlossen, einen Spaziergang in den nahe gelegenen Wald zu unternehmen.
Maria en Tom besloten het nabijgelegen bos in te wandelen.
Tom sah im Wald etwas, das ihm Angst machte.
Tom zag iets in het bos dat hem bang maakte.
In diesem Wald kann man viele Tiere sehen.
Er zijn veel dieren te zien in dit bos.
Ich habe mich sozusagen im Wald verirrt.
Ik was zowat verdwaald in het bos.
Der Jagdhund lief auf den Wald zu.
De jachthond liep richting het bos.
Zwei Tage reisten sie nun, ohne Speis und Trank und ohne an einem einzigen Haus vorbeizukommen, durch einen großen Wald, und jede Nacht mussten sie aus Furcht vor den wilden Tieren, die in dem Walde hausten, in die Bäume hinaufklettern.
Ze reisden nu al twee dagen door een groot bos, zonder eten of drinken en zonder ook maar één huis te passeren, en elke nacht moesten ze in de bomen klimmen uit angst voor de wilde dieren die in het bos leefden.
Ich versuche es zu vermeiden, im Dunkeln in den Wald zu gehen.
Ik probeer te vermijden na zonsondergang het bos in te gaan.
Tom verschwand in den Wald.
Tom verdween het bos in.
In diesem Wald spukt es.
Het spookt in dit bos.
Sie ist im Wald.
Ze is in het bos.
Tom ist im Wald.
Tom is in het bos.
Wir kommen gesünder aus dem Wald heraus, als wir hineingehen.
We komen gezonder het bos uit dan dat we erin gingen.
Diana ist die schöne Göttin des Mondes und der Wälder.
Diana is de mooie godin van de maan en van de bossen.
Sie betraten den Wald.
Ze gingen het bos in.
Der Wolf lebt im Wald.
De wolf leeft in het bos.
Synonyme
- Holz:
- hout
Niederländische Beispielsätze
Hij kwam met een grote bos bloemen.
Tom kwam de kamer binnen met een bos bloemen.
Hij overhandigde me een bos bloemen.
Übergeordnete Begriffe
- Landschaft:
- landschap
Untergeordnete Begriffe
- Auwald:
- ooibos
- Baum:
- boom
- Buchenwald:
- beukenbos
- Dschungel:
- jungle
- Eichenwald:
- eikenbos
- Hochwald:
- hooghout
- Laubwald:
- loofbos
- Mischwald:
- gemengd bos
- Regenwald:
- regenwoud
- Urwald:
- oerbos