Was heißt »Stuhl« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Stuhl« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- stoel
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Nimm den anderen Stuhl!
Neem de andere stoel!
Setz dich bitte auf diesen Stuhl.
Ga op die stoel zitten, alsjeblieft.
Es gibt keine Stühle in diesem Raum.
Er zijn geen stoelen in deze kamer.
Der Junge saß auf einem Stuhl.
De jongen zat op een stoel.
Was hat der Stuhl hier zu suchen?
Wat heeft deze stoel hier te zoeken?
Dieser Stuhl ist hässlich.
Deze stoel is lelijk.
Ich liebe diesen Stuhl.
Ik hou van deze stoel.
Ik hou van die stoel.
Es liegt unter dem Stuhl.
Het ligt onder de stoel.
Er sitzt in diesem Stuhl, wenn er fernsieht.
Hij zit in deze stoel wanneer hij tv-kijkt.
Zwei Stühle waren frei.
Twee stoelen waren vrij.
Sitzt die Katze auf oder unter dem Stuhl?
Zit de kat op of onder de stoel?
Auf dem Stuhl saß eine Katze.
Er zat een kat op de stoel.
Die Katze schläft auf dem Stuhl.
De kat slaapt op de stoel.
Sie können sich auf den Stuhl setzen.
U mag op de stoel gaan zitten.
Eine Katze schläft auf einem Stuhl.
Een kat slaapt op een stoel.
Diese Stühle stehen im Weg.
Deze stoelen staan in de weg.
Das ist ein bequemer Stuhl.
Dit is een gemakkelijke stoel.
Bitte stell diese Stühle weg.
Gelieve deze stoelen weg te zetten.
Dies ist Kenjis Stuhl.
Dit is de stoel van Kenji.
Er stand hinter dem Stuhl.
Hij stond achter de stoel.
Dieser Stuhl ist aus Plastik.
Deze stoel is van plastiek.
Diese Stühle sind nicht bequem.
Deze stoelen zijn niet comfortabel.
Die Katze schläft auf einem Stuhl.
De kat slaapt op een stoel.
Der Stuhl ist in der Nähe der Tür.
De stoel staat dicht bij de deur.
In dem Zimmer gab es nichts als einen alten Stuhl.
Er was niets in de kamer, behalve een oude stoel.
Haben wir genügend Stühle?
Hebben we genoeg stoelen?
Der Stuhl ist kaputt.
De stoel is stuk.
Gibt es genügend Stühle?
Zijn er genoeg stoelen?
Tom nutzte einige Holzkisten als Stühle.
Tom gebruikte een paar houten kisten als stoel.
Ich habe die Handschuhe gefunden, die unter dem Stuhl lagen.
Ik heb de handschoenen gevonden die onder de stoel lagen.
Warum hast du ihn mit einem Stuhl geschlagen?
Waarom hebt ge hem met een stoel geslagen?
Sie sitzt auf dem Stuhl.
Ze zit op de stoel.
Neben dem Tisch stehen zwei Stühle.
Naast de tafel staan twee stoelen.
Maria stellte die Stühle in einem Halbkreis auf.
Mary plaatste de stoelen in een halve cirkel.
Ich habe zwei weiß gestrichene Stühle zu verschenken.
Ik heb twee witgeschilderde stoelen om te geven.
Tom saß auf einem Stuhl.
Tom zat op een stoel.
Nehmen Sie bitte den Stuhl weg! Er steht im Weg.
Haalt u alstublieft die stoel weg, want hij staat in de weg.
Synonyme
- Exkrement:
- uitwerpselen
- Wurst:
- worst
Niederländische Beispielsätze
Een hond sprong in de stoel en bleef daar vijf minuten onbeweeglijk zitten.
"Waar ligt mijn kladblok?" "Het ligt op de stoel."
?Van wie is die stoel?” „Het is de mijne.”
Dat is mijn favoriete stoel.
Übergeordnete Begriffe
- Architektur:
- architectuur
- Exkrement:
- uitwerpselen
- Industrie:
- industrie
- Kunst:
- kunst
Untergeordnete Begriffe
- Dachstuhl:
- dakstoel
- Drehstuhl:
- draaistoel
- Heiliger Stuhl:
- Heilige Stoel
- Klappstuhl:
- klapstoel
- Rollstuhl:
- rolstoel
- Webstuhl:
- weefgetouw