Was heißt »Rei­se« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Rei­se« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • reis

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Das wird eine gute Erinnerung an meine Reise durch die Vereinigten Staaten sein.

Dit zal een mooie herinnering zijn aan mijn reis door de Verenigde Staten.

Ich hoffe, du hattest eine gute Reise.

Ik hoop dat je een goede reis had.

Ich wünsche Ihnen eine gute Reise.

Ik wens u een goede reis.

Eine Reise zum Mond ist nicht länger ein Traum.

Een reis naar de maan is geen droom meer.

Sie ist vor einigen Tagen auf Reisen gegangen.

Voor enkele dagen is ze op reis vertrokken.

Ze is enkele dagen geleden op reis gegaan.

Wann bist du von deiner Reise zurückgekommen?

Wanneer zijt ge teruggekomen van uw reis?

Reisen Sie viel?

Reist u veel?

Man vergleicht das Leben oft mit einer Reise.

Men vergelijkt het leven dikwijls met een reis.

Was hältst du von der Idee, eine Reise mit dem Bus zu machen?

Wat denkt ge ervan een busreis te maken?

Sie macht nicht immer im Sommer eine Reise nach Frankreich.

In de zomer reist ze niet altijd naar Frankrijk.

Wie geht es dir? Hattest du eine gute Reise?

Hoe gaat het met je? Heb je een goede reis gehad?

Reisen macht Spaß.

Reizen is leuk.

Tom hat eine kostenlose Reise nach Boston gewonnen.

Tom heeft een gratis reis naar Boston gewonnen.

Er mag das Reisen wirklich gerne.

Hij houdt echt veel van reizen.

Wir waren zusammen auf Reisen.

We zijn samen op reis gegaan.

We hebben samen gereisd.

Ich werde meine Reise nach Schottland verschieben, bis es wärmer ist.

Ik zal mijn reis naar Schotland uitstellen tot het warmer is.

Ik stel mijn reis naar Schotland uit tot het warmer is.

Ich habe während der Reise einige interessante Erfahrungen gemacht.

Ik heb een aantal interessante ervaringen opgedaan tijdens de reis.

Hatten Sie eine angenehme Reise?

Heeft u een leuke reis gehad?

Er musste seine Reise heimlich fortsetzen.

Hij moest zijn reis stiekem voortzetten.

Wenn einer eine Reise tut, so kann er was erzählen.

Als iemand op reis gaat, kan hij wel wat vertellen.

Ein Reisebüro hat alles für unsere Reise geregelt.

Een reisbureau heeft alles voor onze reis geregeld.

Während unserer Reise passierte nichts Außergewöhnliches.

Er is niets bijzonders gebeurd tijdens onze reis.

Unsere Reise nach Afrika wurde zu einem Riesenfiasko.

Onze reis naar Afrika werd een reuzefiasco.

Je öfter du fragst, wie weit du zu gehen hast, desto länger scheint die Reise.

Hoe vaker je vraagt hoe ver het nog is, hoe langer de reis lijkt.

Das ist die erste Reise meines Lebens.

Het is de eerste reis van mijn leven.

Wie war Ihre Reise?

Hoe was uw reis?

Sie verschob ihre Reise nach Mexiko.

Ze heeft haar reis naar Mexico uitgesteld.

Das Leben ist eine Reise, kein Ziel.

Het leven is een reis, geen bestemming.

Nach langer Reise kamen wir endlich an.

Na een lange reis kwamen we eindelijk aan.

Ihre Reise wurde wegen des Regens verschoben.

Hun reis werd uitgesteld wegens de regen.

Haar reis werd uitgesteld wegens de regen.

Ich habe mehr als drei Viertel meines Sommerurlaubs mit Reisen verbracht.

Ik bracht meer dan driekwart van mijn zomervakantie al reizend door.

Sie haben ein Jahr auf die Reise gespart.

Ze hebben een jaar gespaard voor de reis.

Normalerweise führe ich auf Reisen ein Tagebuch.

Normaal hou ik een dagboek bij als ik op reis ga.

Gewoonlijk hou ik een dagboek bij als ik op reis ga.

Mit dem Rad ist die Reise billiger.

Per fiets is de reis goedkoper.

Lange Reise?

Lange reis?

Lange tocht?

Synonyme

Aus­flug:
uitstapje
Fahrt:
vaart

Niederländische Beispielsätze

  • De bemanning bereidde zich voor op de reis naar de ruimte.

  • "Ik reis graag." "Ik ook."

  • Heen en terug? Enkele reis.

  • Goede reis!

  • Ik reis liever per trein dan per vliegtuig.

  • Ik reis vaak.

  • Volgende week reis ik naar Europa.

  • Ik reis liever met de trein dan met het vliegtuig.

  • Ik reis graag met mijn auto.

  • Tom was de enige die niet genoeg geld had voor de reis.

  • Ik dans graag en ik reis graag in goed gezelschap.

  • Heen en terug of enkele reis?

  • Ik reis veel.

  • George berekende de prijs van de reis.

  • De reis is belangrijker dan de bestemming.

  • Ik reis alleen.

  • Hoe was uw reis naar Australië?

  • Ik reis met weinig bagage.

  • Goede reis naar huis!

  • Veilige reis naar huis!

Untergeordnete Begriffe

Dienst­rei­se:
dienstreis
zakenreis

Reise übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Reise. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Reise. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 390, 139991, 139992, 341612, 344430, 353048, 362233, 605347, 662090, 758817, 1088808, 1342016, 1369024, 1516859, 1600396, 1813680, 1909910, 1932827, 2261642, 2416455, 2778654, 3004967, 3383864, 3480975, 3682397, 3702188, 3753814, 5212257, 6164035, 7758021, 7786857, 7950242, 8105351, 8222780, 8647400, 861631, 858203, 813523, 674540, 662692, 466369, 438014, 419429, 2920582, 3039096, 3128972, 3627116, 4121577, 4451461, 5211629, 6111502, 6603652, 7052742, 7485586 & 7485587. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR