Was heißt »Pass« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Pass« (veraltet: Paß) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- paspoort
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Pass auf, dass du nicht hinfällst.
Pas op dat ge niet valt!
Man hat mir meinen Pass gestohlen.
Iemand heeft mijn paspoort gestolen.
Darf ich bitte Ihren Pass sehen?
Mag ik uw paspoort, alstublieft?
Pass auf, was du sagst!
Let op je woorden!
Pass auf dich auf.
Zorg voor jezelf.
Vorsicht! Pass auf!
Voorzichtig! Kijk uit!
Ich habe meinen Pass verloren!
Ik ben mijn paspoort kwijt!
Der Pass des Präsidenten der Vereinigten Staaten ist schwarz und nicht blau wie die der gewöhnlichen Bürger.
Het paspoort van de president van de Verenigde Staten is zwart, niet blauw zoals dat van een gewone burger.
Ich bin Deutscher laut Pass, Hesse von Geburt und Frankfurter von Gottes Gnaden.
Ik ben Duits door paspoort, Hessisch door geboorte en een Frankfurter door Gods genade.
Pass auf! Das Auto hätte dich beinahe überfahren.
Kijk uit! De auto had je bijna omver gereden.
Ich habe einen Pass.
Ik heb een paspoort.
Pass auf deine Zehen auf.
Pas op je tenen.
Pass auf, wo du hintrittst!
Kijk uit waar je loopt.
Pass auf, dass sie dich nicht verdächtigen.
Kijk uit dat ze je niet verdenken.
Der Pass ist für Fahrzeuge ohne Schneeketten gesperrt.
De bergpas is gesloten voor voertuigen zonder sneeuwkettingen.
Pass auf Autos auf, wenn du über die Straße gehst.
Pas op voor auto's als je de straat oversteekt.
Pass auf! Die Suppe ist sehr heiß!
Pas op! De soep is erg heet!
Pass auf, dass du dich nicht verirrst.
Pas op dat je niet verdwaalt.
Hier ist mein Pass.
Hier is mijn paspoort.
Pass auf! Dort ist ein großes Loch.
Kijk uit! Daar is een groot gat.
Mein Pass ist abgelaufen.
Mijn paspoort is verlopen.
Pass auf deine Finger auf!
Let op je vingers!
Pas op je vingers!
Pass auf die Kamera auf, während ich telefoniere.
Houd de camera in de gaten als ik telefoneer.
Vergesst eure Pässe nicht.
Vergeet jullie paspoort niet.
Ich weiß nicht mehr, wo ich meinen Pass gelassen habe.
Ik weet niet meer waar ik mijn pas gelaten heb.
Wer hat deinen Pass?
Wie heeft jouw pas?
Sie können nicht ohne Pass reisen.
Je kunt niet reizen zonder paspoort.
Synonyme
Niederländische Beispielsätze
Als ik je paspoort vind, zal ik je roepen.
Het schijnt dat Tom zijn paspoort heeft verloren.