Was heißt »Lüge« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Lüge« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- leugen
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ihre Geschichte kann nicht stimmen. Sie erzählt oft Lügen.
Haar verhaal kan niet waar zijn. Ze liegt vaak.
Lügen haben kurze Beine.
Leugens hebben korte benen.
Das war eine Lüge.
Dat was een leugen.
Dit was een leugen.
Diese Lügen sind unverzeihlich.
Deze leugens zijn onvergeeflijk.
Nicht jede unwahre Aussage ist eine Lüge.
Niet iedere onjuiste bewering is een leugen.
Es ist schwer, Wahrheit und Lüge zu unterscheiden.
Het is moeilijk waarheid van leugen te onderscheiden.
Erzähl keine Lügen!
Vertel geen leugens!
Sie sagte, sie wäre eine Krankenschwester, was eine Lüge war.
Ze zei dat ze een verpleegster was, maar dat was een leugen.
Lüge nicht.
Lieg niet.
Sie bezichtigten ihn der Lüge.
Zij beschuldigden hem van liegen.
Zij betichtten hem van een leugen.
Zij noemden hem een leugenaar.
Lüge nicht! Sage die Wahrheit!
Lieg niet. Zeg de waarheid.
Lügen und Lawinen wachsen immer.
Leugens en lawines groeien altijd.
Aber das ist leider eine Lüge.
Maar dat is spijtig genoeg een leugen.
Richard sagte, seine Mutter wäre krank, was eine Lüge war.
Richard zei dat zijn moeder ziek was, wat gelogen was.
Es ist offensichtlich, dass dies eine Lüge ist.
Dat is duidelijk een leugen.
Ich wünschte, alles, was Tom gesagt hat, wäre eine Lüge.
Ik wou dat alles wat Tom zei een leugen was.
Ich verabscheue Menschen, die Lügen erzählen.
Ik verafschuw mensen die leugens vertellen.
Tom weiß, dass es eine Lüge ist.
Tom weet dat het een leugen is.
Alles Lügen!
Ik geloof er geen snars van!
Die Fakten strafen seine Behauptung Lügen.
De feiten logenstraffen zijn bewering.
Bei dieser zweiten Lüge wuchs seine Nase noch einige Zentimeter weiter.
Na deze tweede leugen werd zijn neus nog enkele duimen langer.
Die größte Lüge ist das Ich.
De grootste leugen is het ego.
Die Behauptung: „Heute ist der 13. April“ war gestern eine Lüge und wird morgen wieder eine sein.
De bewering "Vandaag is het 13 april" was gisteren een leugen, en zal het morgen opnieuw zijn.
Er erzählt eine neue Lüge, um die vorangehenden zu vertuschen.
Hij vertelt een nieuwe leugen om de voorafgaande te verdoezelen.
Er erzählte ihr viele Lügen.
Hij vertelde haar veel leugens.
Synonyme
Antonyme
- Wahrheit:
- waarheid
Niederländische Beispielsätze
Hij zei dat zijn vader ziek was, maar dat was een leugen.