Was heißt »Insekt« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Insekt« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- insect
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Stechen diese Insekten?
Steken die insecten?
Viele Insekten zirpen auf dem Feld.
Veel insecten tsjilpen op het veld.
Wer mag Insekten?
Wie houdt van insecten?
Kakerlaken sind Insekten.
Kakkerlakken zijn insecten.
Fabre hat Bücher über Insekten geschrieben.
Fabre schreef boeken over insecten.
Überall sind Insekten.
Er zijn overal insecten.
"Um mit Insekten zu spielen bin ich zu alt", sagte der Junge.
"Om met insecten te spelen ben ik te oud" zei de jongen.
Er aß Insekten und Spinnen.
Hij at insecten en spinnen.
Hörnchen ernähren sich von Samen und Nüssen sowie von Insekten und Pilzen.
Eekhoorntjes eten zaden en noten, maar ook insecten en paddenstoelen.
Ein widerliches Insekt setzte sich auf meine Schulter.
Een walgelijk insect zette zich op mijn schouder.
Ich interessiere mich für das Studium der Insekten.
Ik interesseer me voor studies over insecten.
Ik heb een interesse voor de studie van insecten.
Hast du Insekten gern?
Vind je insecten leuk?
Gefallen Ihnen die Insekten?
Houdt u van insecten?
Als ich klein war, hatte ich keine Probleme damit, Insekten anzufassen. Jetzt kann ich kaum Fotos von ihnen ansehen.
Toen ik klein was stoorde het me helemaal niet insecten aan te raken. Nu kan ik nauwelijks foto's van hen aanzien.
Sie hasst Insekten.
Ze haat insecten.
Bist du von einem Insekt gebissen worden?
Ben je door een insect gestoken?
Frösche fressen Insekten.
Kikkers eten insecten.
Spinnen sind keine Insekten.
Spinnen zijn geen insecten.
Sind Spinnen Insekten?
Zijn spinnen insecten?
Mücken sind Insekten.
Muggen zijn insecten.
Der Schmetterling ist ein Insekt.
De vlinder is een insect.
Untergeordnete Begriffe
- Ameise:
- mier
- Biene:
- bij
- Bremse:
- rem
- Engerling:
- engerling
- Eule:
- uil
- Fliege:
- vlieg
- Floh:
- vlo
- Gottesanbeterin:
- Europese bidsprinkhaan
- Grille:
- krekel
- Heuschrecke:
- sprinkhaan
- Hummel:
- hommel
- Käfer:
- kever
- Kakerlake:
- kakkerlak
- Larve:
- larve
- Laus:
- luris
- Made:
- made
- Motte:
- mot
- Mücke:
- mug
- Ohrwurm:
- oorworm
- Puppe:
- pop
- Raupe:
- rups
- Schnake:
- langpootmug
- Schuster:
- schoenmaker
- Wespe:
- wesp