Was heißt »Glas« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Dieses Glas enthält Wasser.

Dit glas bevat water.

Bierflaschen sind aus Glas.

Bierflesjes zijn van glas.

Ich hätte gern ein Glas Wasser.

Mag ik alstublieft een glas water?

Ik wil een glaasje water.

Er leerte sein Glas.

Hij leegde zijn glas.

Könnte ich noch ein Glas Bier haben?

Kan ik nog een biertje krijgen?

Er trank ein Glas Rotwein.

Hij dronk een glas rode wijn.

Hij dronk een glaasje rood.

Ich hole Gläser.

Ik haal glazen.

Gib mir ein Glas Milch.

Geef me een glas melk.

Die Flasche ist aus Glas.

De fles is van glas.

Ich hätte sehr gerne ein kaltes Glas Bier.

Ik zou heel graag een koud glas bier willen hebben.

Zwei Gläser Apfelsaft, bitte.

Twee glazen appelsap alstublieft.

Er leerte das Glas in einem Zug.

Hij dronk het glas in één teug leeg.

Hij dronk het glas in een trein leeg.

Bringen Sie mir ein Glas Wasser, bitte.

Breng me een glas water, alstublieft.

Sie füllte das Glas mit Wein.

Ze vulde het glas met wijn.

Ein Glas Wasser, bitte!

Een glas water alstublieft!

Er füllte das Glas mit Wein.

Hij vulde het glas met wijn.

Ich möchte ein Glas Wasser.

Ik wil graag een glaasje water.

In dem Glas ist keine Milch.

Er zit geen melk in het glas.

Ich liebe Kaninchen... mit Pommes frites und einem guten Glas Wein.

Ik ben gek op konijnen... met frieten en een goed glas wijn.

Ist das dein Glas oder das von deiner Schwester?

Is dit jouw glas of dat van je zus?

Es ist wenig Wasser in dem Glas.

Er is weinig water in het glas.

Ich möchte ein paar leere Gläser.

Ik wil een paar lege glazen.

Es steht ein Glas auf dem Tisch.

Er staat een glas op tafel.

Im Glas ist wenig Milch.

Er is weinig melk in het glas.

Ein Glas Rotwein, bitte.

Een glaasje rood, alstublieft.

Een glas rode wijn, alstublieft.

Zucker löst sich in einem Glas Wasser schnell auf.

Suiker lost snel op in een glaasje water.

Unseren Gästen stehen Küchengerät, Besteck, Teller, Tassen und Gläser zur Verfügung.

Onze gasten beschikken over kookgerei, bestek, borden, tassen en glazen.

Der Junge warf das Glas um.

De jongen gooide het glas om.

Bringen Sie mir ein Glas Bier.

Breng me een glas bier.

Glas wird aus Sand hergestellt.

Glas wordt gemaakt van zand.

Aus der Flasche oder im Glas?

Fles of glas?

Das Glas zerbrach.

Het glas versplinterde.

Het glas verbrijzelde.

Glas ist durchsichtig.

Glas is doorzichtig.

Er füllte die Gläser mit Wein.

Hij vulde de glazen met wijn.

Hättest du gerne noch ein Glas Wein?

Wil je graag nog een glas wijn?

Tom holte Maria ein Glas Wasser.

Tom ging een glas water voor Mary halen.

Möchtest du zum Frühstück ein Glas Apfelsinensaft?

Wil je graag een glaasje sinaasappelsap bij het ontbijt?

„Jetzt hast du genug“, sagte der Wirt und füllte mein Glas zum letzten Mal.

"De maat is vol!" zei de waard boos terwijl hij mijn glas nog een laatste keer vol schonk.

Guten Abend! Ich möchte gern ein Glas Vollmilch.

Goedenavond, ik had graag een glas volle melk.

Möchtest du gerne ein Glas Weißwein?

Wil je graag een glas witte wijn?

Trinke täglich wenigstens zwei Gläser Milch!

Drink minstens twee glazen melk per dag.

Ich möchte bitte ein Glas Wein.

Ik zou graag een glas wijn willen, alsjeblieft.

Tom trank ein Glas Wein.

Tom dronk een glas wijn.

Gib mir ein Glas Kognak.

Geef me een glas cognac.

Tom hat um ein Glas Wasser gebeten.

Tom vroeg om een glas water.

Papier, Pappe, Glas und Gartenabfall werden getrennt abgeholt.

Papier, karton, glas en tuinafval worden gescheiden opgehaald.

Ich liebe ein gutes Glas Bier am Ende des Tages.

Ik houd van een goed glas bier aan het einde van de dag.

Ich habe ein Glas zerbrochen.

Ik heb een glas gebroken.

Tom sah den Kaulquappen dabei zu, wie sie in dem Glas umherschwammen, in das er sie verfrachtet hatte.

Tom zag hoe de kikkervisjes rondzwommen in de pot waarin hij ze had geplaatst.

Lauf nicht auf dem Glas.

Loop niet op het glas.

Ist das Wasser in diesem Glas sauber?

Is het water in dit glas schoon?

Ich nehme ein Glas Weißwein.

Ik neem een glas witte wijn.

Tom trinkt immer zwei Gläser Wein pro Mahlzeit.

Tom drinkt twee glazen wijn bij elke maaltijd.

Von der Hochzeit meiner Großeltern gibt es ein Schwarz-Weiß-Dia aus Glas.

Er is een zwart-witglasplaat van de bruiloft van mijn grootouders.

Synonyme

Was­ser­glas:

waterglas

Niederländische Beispielsätze

• Storm in een glas water.

• Maria veroorzaakte een storm in een glas water.

Übergeordnete Begriffe

Ma­te­ri­al:

materiaal

Untergeordnete Begriffe

Bril­len­glas:

brillenglas

Fern­glas:

kijker

verrekijker

Flach­glas:

vlakglas

Was­ser­glas:

waterglas