Was heißt »Flie­ge« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Flie­ge« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • vlieg

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Wenn hinter Fliegen Fliegen fliegen, fliegen Fliegen Fliegen nach.

Als vliegen achter vliegen vliegen, vliegen vliegen vliegen achterna.

So schlage ich zwei Fliegen mit einer Klappe.

Zo sla ik twee vliegen in één klap.

Zwei Fliegen mit einer Klappe schlagen.

Twee vliegen in een klap slaan.

Kannst du mir das Fliegen beibringen?

Kun je me leren vliegen?

Kunt ge mij leren vliegen?

Ich sah eine Fliege an der Decke.

Ik heb een vlieg gezien op het plafond.

Fliegen wir ohne Zwischenhalt in die USA?

Vliegen we zonder tussenstop naar de Verenigde Staten?

Fliegen summen.

Vliegen zoemen.

Mit Honig fängt man mehr Fliegen als mit Essig.

Met honing vang je meer vliegen dan met azijn.

Wie viele Eier legt eine Fliege?

Hoeveel eieren legt een vlieg?

„Führe mich nicht in Versuchung“, sagte der Frosch zur Fliege.

"Leid me niet in bekoring!" zei de kikker tot de vlieg.

Ich habe eine Fliege an der Decke gesehen.

Ik zag een vlieg op het plafond.

„Kellnerin, was macht diese Fliege in meiner Suppe?“ - „Sieht nach Rückenschwimmen aus, mein Herr!“

Serveerster, wat doet deze vlieg in mijn soep? - Het ziet eruit als de rugslag, meneer!

?Juffrouw, wat doet die vlieg in mijn soep?” – „Het lijkt wel op rugslag, mijnheer!”

Fliegen hasse ich.

Ik haat vliegen.

Frösche fressen Fliegen.

Kikkers eten vliegen.

Im Zimmer ist eine große Fliege.

Er is een grote vlieg in de kamer.

Melanie hat versehentlich eine Fliege getötet.

Melanie heeft per ongeluk een vlieg gedood.

Melanie heeft zonder opzet een vlieg gedood.

Mein Kind, du bist schon lang der Mutter aus der Wiegen. Die Flügel wuchsen dir, gebrauche sie zum Fliegen.

Mijn kind, jij bent al lang uit de moederlijke wieg gestapt. Je hebt vleugels gekregen, gebruik ze om te vliegen.

Warum sind hier so viele Fliegen?

Waarom zijn hier zoveel vliegen?

Die Fliege sitzt auf dem Apfel.

De vlieg zit op de appel.

Fliegen legen Eier.

Vliegen leggen eieren.

Die Spinne hat die Fliege eingesponnen.

De spin had het vlieg­je in­ge­spon­nen.

Antonyme

Kra­wat­te:
stropdas

Niederländische Beispielsätze

  • Ik vlieg morgen naar Hanoi.

  • De volgende week vlieg ik naar Chicago.

  • Dit is de eerste keer dat ik vlieg.

Übergeordnete Begriffe

Bart:
baard
In­sekt:
insect

Untergeordnete Begriffe

Ein­tags­flie­ge:
eendagsvlieg
haft
Schweb­flie­ge:
zweefvlieg
Stu­ben­flie­ge:
huisvlieg
kamervlieg

Fliege übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Fliege. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 2138322, 1041, 365515, 383326, 679278, 943295, 1123235, 1258925, 1821022, 3777141, 3891129, 4304616, 5125144, 5253513, 5500009, 5794535, 6763866, 7050768, 7533872, 8084780, 10938169, 783122, 2801291 & 384003. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR