Was heißt »Fleisch« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Fleisch« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- vlees
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Der Geist ist willig, aber das Fleisch ist schwach.
De geest is gewillig, maar het vlees is zwak.
Das Fleisch ist gut gebraten.
Het vlees is goed gebraden.
Ich will kein Fleisch.
Ik wil geen vlees.
Ein Kühlschrank hält Fleisch frisch.
Een koelkast houdt vlees vers.
Ich esse kein Fleisch, keinen Fisch und keine Meeresfrüchte, und auch keine Fleischbrühe.
Ik eet geen vlees, geen vis en geen zeevruchten, en ook geen vleesbouillon.
Der Preis für Fleisch wird bald sinken.
De vleesprijs zal spoedig dalen.
Ich esse lieber kein Fleisch, da ich Vegetarier bin.
Ik eet liever geen vlees want ik ben vegetariër.
Katzen mögen lieber Fisch als Fleisch.
Katten hebben liever vis dan vlees.
Der Pilaw mit Fleisch kostet acht Yuan. Der vegetarische Pilaw kostet nur vier Yuan.
De pilav met vlees kost acht yuan. De vegetarische pilav kost maar vier yuan.
Dieses Fleisch ist Hühnchenfleisch.
Dit vlees is kippenvlees.
Er gibt dem Hund Fleisch.
Hij geeft vlees aan de hond.
Er schnitt ein Stück Fleisch ab.
Hij sneed een stuk vlees af.
Ich mag Fisch lieber als Fleisch.
Ik heb liever vis dan vlees.
Das Fleisch ist zäh.
Het vlees is taai.
Isst du Fleisch?
Eet je vlees?
Essen Sie Fleisch?
Eet u vlees?
Es ist kein Fleisch mehr im Kühlschrank.
Er is geen vlees meer in de koelkast.
Das ist gutes Fleisch.
Dit is goed vlees.
Das ganze Fleisch war schlecht.
Al het vlees was slecht.
Rotwein passt gut zu Fleisch.
Rode wijn past goed bij vlees.
Ein Mal in der Woche essen sie Fleisch.
Ze eten een keer per week vlees.
Amerikaner essen viel Fleisch.
Amerikanen eten veel vlees.
Ist Fleisch in diesem Essen?
Zit er vlees in dit eten?
Mary isst kein rotes Fleisch.
Mary eet geen rood vlees.
Ich esse kein Fleisch.
Ik eet geen vlees.
Ich liebe rotes Fleisch.
Ik houd van rood vlees.
Ik hou van rood vlees.
Wir haben einige Tage lang kein Fleisch gegessen.
We hebben enkele dagen geen vlees gegeten.
Er ist ein Mensch aus Fleisch und Blut.
Hij is een man van vlees en bloed.
Ich bin Vegetarier. Deswegen möchte ich lieber kein Fleisch, wenn das in Ordnung ist.
Ik ben vegetarisch, dus ik zou liever geen vlees hebben, als dat OK is.
Er aß Brot und Fleisch.
Hij at brood en vlees.
Er hat Pommes frites und Fleisch gegessen.
Hij at frieten en vlees.
Bringen Sie mir etwas gebratenes Fleisch und eine halbe Flasche Wein.
Breng mij wat gebraden vlees en een halve fles wijn.
Breng mij wat geroosterd vlees en een halve fles wijn.
Tom hätte nichts gegen Fleisch und Kartoffeln an jedem Wochentag.
Het zou Tom niet storen elke dag van de week vlees en aardappelen te eten.
Der Hund mag Fleisch.
De hond houdt van vlees.
Tom und Maria essen kein Fleisch mehr.
Tom en Maria eten geen vlees meer.
Er hat das Fleisch mit dem Messer geschnitten.
Hij sneed het vlees met een mes.
Zu jener Zeit galten Weißbrot und Fleisch als Luxus.
In die tijd werden wit brood en vlees als luxe beschouwd.
Das Fleisch ist günstig.
Het vlees is goedkoop.
Als Vegetarierin isst sie kein Fleisch.
Omdat ze een vegetariër is, eet ze geen vlees.
Ich habe Reis mit Fleisch und Gemüse gekocht.
Ik heb rijst met vlees en groenten gekookt.
Maria salzte das Fleisch.
Maria zoutte het vlees.
Tom sagte, dass er kein Fleisch isst.
Tom zei dat hij geen vlees eet.
Obwohl mein Freund Vegetarier war, habe ich ihm nicht gesagt, dass in der Suppe etwas Fleisch war.
Hoewel mijn vriend vegetariër was, heb ik hem niet gezegd dat er een beetje vlees in de soep zat.
Fleisch mag ich nicht. Ich bevorzuge eine pflanzliche Ernährungsweise.
Ik houd niet van vlees. Ik heb liever een vegetarisch dieet.
Bitte frier den Fisch und das Fleisch ein.
Vries de vis en het vlees in alstublieft.
Ich mag kein Fleisch.
Ik hou niet van vlees.
Tom isst praktisch niemals mehr Fleisch.
Tom eet praktisch geen vlees meer.
Tom und Maria haben gesagt, dass sie kein Fleisch essen.
Tom en Maria hebben gezegd dat ze geen vlees aten.
Der Löwe frisst das Fleisch.
De leeuw eet het vlees.
Das Fleisch ist teuer.
Het vlees is duur.
Das Fleisch des Opfertieres muss noch am selben Tag verteilt werden.
Het vlees van het geofferde dier moet nog dezelfde dag worden verdeeld.
Das ist Fleisch.
Dit is vlees.
Der Hund will Fleisch.
De hond wil vlees.
Ich esse nicht viel Fleisch.
Ik eet niet veel vlees.
Ich esse zu viel Fleisch.
Ik eet te veel vlees.
Das Fleisch ist sehr zart und fettarm.
Het vlees is zeer mals en vetarm.
Antonyme
Niederländische Beispielsätze
In het jaar tweeduizend en twaalf steeg de wereldproductie van vlees tot driehonderd miljoen ton.
Heeft u gedroogd vlees?
Übergeordnete Begriffe
Untergeordnete Begriffe
- Eisbein:
- ijsbeen
- Gammelfleisch:
- bedorven vlees
- Rindfleisch:
- rundvlees
- Schinken:
- ham
- Schweinefleisch:
- varkensvlees
- Steak:
- biefstuk
- Wurst:
- worst