Was heißt »Fest« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Fest« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • feest (sächlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich zog zu dem Fest mein Lieblingskleid an.

Ik trok mijn lievelingsjurk aan naar het feest.

Sie muss sich umziehen vor dem Fest heute Abend.

Zij moet zich omkleden voor het feest van vanavond.

Welch freudiges Fest!

Wat een plezant feest!

Auf diesem Fest traf ich ziemlich viele berühmte Leute.

Op dit feest heb ik redelijk veel beroemdheden ontmoet.

Wirst du am Fest teilnehmen?

Ga je het feest bijwonen?

Soll ich zum Fest gehen?

Zal ik naar het feest gaan?

Ich nahm an dem Fest teil.

Ik nam deel aan het feest.

Sie war bei dem Fest in Weiß gekleidet.

Ze was in het wit gekleed tijdens het feest.

Das Fest hörte um zehn Uhr auf.

Het feest eindigde om tien uur.

Satoko bat ihre Freunde, auf ihr Fest zu kommen.

Satoko vroeg haar vrienden om op haar feest te komen.

Niemand hat Besteck zu dem Fest mitgenommen.

Niemand heeft bestek naar het feest meegenomen.

Für den Reichen ist es Fasten, für den Armen ein Fest.

Voor de rijke is het vasten, voor de arme een feest.

Ich gehe nur dann auf das Fest, wenn du auch mitkommst.

Ik ga enkel naar het feest als jij ook meegaat.

Wirst du heute Abend auf das Fest gehen?

Ga je vanavond naar het feest?

Tom amüsierte sich nicht während des Festes.

Tom vermaakte zich niet op het feest.

Synonyme

Par­ty:
fuif

Niederländische Beispielsätze

  • Hij moet een toespraak houden tijdens het feest.

  • De bierflessen die ik meebracht naar het feest waren overbodig; de familie van de gastheer bezat een brouwerij.

  • Het feest zal morgen plaatsvinden.

  • Het spijt me dat ik je feest heb gemist.

  • Anne zal niet op ons feest komen.

  • Het leven is een groot feest.

  • Wie wil je nog uitnodigen voor het feest?

  • Jim komt ook naar het feest.

  • Er waren maar zes mensen op het feest.

  • Het feest was een gigantisch succes.

  • Ik wil voor het feest een nieuw recept uitproberen. Het is zo nieuw, dat er nog zelfs geen naam voor is.

  • Het was erg druk op het feest.

  • Uw opmerking op het feest over het gewicht van Lisa was helemaal misplaatst.

  • Het feest was allesbehalve aangenaam.

  • Ik heb een neus-, keel- en orenarts ontmoet op een feest zondag.

  • Het feest was een groot succes.

  • Op het feest was iedereen goed gekleed.

  • Het feest van Trang was als een dodenwake.

  • Ik heb hen uitgenodigd voor het feest.

  • Er kwamen redelijk veel mensen naar het feest.

Übergeordnete Begriffe

Er­eig­nis:
gebeurtenis

Untergeordnete Begriffe

Jul­fest:
joelfeest
Zu­cker­fest:
Suikerfeest

Fest übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Fest. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Fest. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 401989, 408734, 609682, 622906, 752307, 1582117, 1652398, 1800697, 1854239, 3264605, 5103558, 6031701, 6557522, 6814241, 8082074, 6610414, 6714869, 6727745, 6116726, 6089376, 5629542, 7706604, 7793197, 8216500, 8228350, 8449958, 10327537, 1066513, 1018164, 905819, 847952, 829083, 783962, 699766 & 596427. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR