Was heißt »Fahrer« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Fahrer« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- bestuurder
- chauffeur
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Das Auto verunglückte, weil der Fahrer unvorsichtig war.
De auto is verongelukt omdat de bestuurder onvoorzichtig was.
Der Fahrer behielt eine hohe Geschwindigkeit bei.
De bestuurder hield een hoge snelheid aan.
Der Fahrer des Busses wurde leicht verletzt.
De buschauffeur was lichtgewond.
De buschauffeur raakte lichtgewond.
Die meisten Autounfälle sind der Unaufmerksamkeit des Fahrers geschuldet.
De meeste auto-ongevallen zijn het gevolg van onoplettendheid van de bestuurder.
Er hat seine Fahrprüfung geschafft, obwohl er ein schlechter Fahrer war.
Hij slaagde erin zijn rijexamen te halen hoewel hij een slechte chauffeur was.
Tom ist ein sehr vorsichtiger Fahrer.
Tom is een heel voorzichtige chauffeur.
Man hat dem Fahrer die Schuld am Unfall gegeben.
Men heeft de bestuurder de schuld van het ongeluk gegeven.
Der Fahrer bemüht sich, so schnell wie möglich zu fahren.
De bestuurder doet zijn best om zo snel mogelijk te gaan.
De bestuurder probeert zo hard mogelijk te rijden.
Ich weiß, dass Tom ein sehr guter Fahrer ist.
Ik weet dat Tom een heel goede chauffeur is.
Der Fahrer ließ sein Auto auf dem Bürgersteig stehen.
De bestuurder liet zijn auto op de stoep staan.
Synonyme
Sinnverwandte Wörter
Antonyme
- Passagier:
- passagier
Niederländische Beispielsätze
Ik ben chauffeur.
Ik ben een chauffeur.
Een voetganger is een chauffeur die erin geslaagd is een parkeerplaats te vinden.
Tom is een slechte chauffeur.
Untergeordnete Begriffe
- Bergfahrer:
- opvarend schip
- Geisterfahrer:
- spookrijder
- Kauffahrer:
- koopvaardijschip
- Kreuzfahrer:
- kruisvaarder
- Raumfahrer:
- ruimtevaarder
- Schwarzfahrer:
- zwartrijder
- Seefahrer:
- zeeman